24.02.25 - Les 10

Goedemiddag heren
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Goedemiddag heren

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Hoe gaat het met je? ⌚5 Min.
  • Smalltalk: Vrienden en sociale contacten ⌚20 Min.
  • Herhaling sterke ww. ⌚15 Min.
  • Pause ⌚10 Min.
  • Herhaling lidwoorden ⌚15 Min.
  • Dialoog 15 Min.
  • Afronden ⌚5 Min.

Slide 2 - Slide

Hoe gaat het met je?

Slide 3 - Slide

Smalltalk: Vrienden en Sociale Contacten

Slide 4 - Slide

Sterke werkwoorden
  • Wat zijn sterke werkwoorden?
  • Geef enkele voorbeelden

Slide 5 - Slide

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen. In plaats van een -de of -te (zoals bij zwakke werkwoorden), krijgen ze een onregelmatige vorm.

Voorbeeld:
lopen → liep (enkelvoud) → liepen (meervoud) → gelopen (voltooid deelwoord)
schrijven → schreef → schreven → geschreven

Sterke werkwoorden volgen geen vaste regels en moeten daarom uit het hoofd worden geleerd. Ze komen veel voor in zakelijke teksten, zoals rapporten en e-mails.

Slide 6 - Slide

Pauze (10 Min.)

Slide 7 - Slide

Herhaling - De Lidwoorden
Die Hausaufgabe besprechen

Slide 8 - Slide

Essentie Lidwoorden
  • Het is belangrijk want het heeft gevolgen voor o.a:
    - adjectiva; wel of géén -e schrijven (mooi/mooie)
    - de keuze voor deze/die of dit/dat en voor ons/onze

  • Wil je geen fouten maken? Ga dan naar www.welklidwoord.nl en zoek het op 😁

Slide 9 - Slide

Enkele regels
  • Hieronder staan enkele belangrijke regels die je kunnen helpen: 
  • Meervoud is altijd de
  • Woorden voor personen zijn bijna altijd de
  • Verkleinwoorden (die eindigen op –je, -tje, -pje, kje) zijn altijd het.
  • Woorden die eindigen op –isme, -ment en –sel zijn het.
  • De namen van vruchten, bomen, groentes, planten, rivieren en bergen zijn de.
  • Namen van talen, metalen, sporten en spelen zijn het.
  • Woorden met twee lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver- en ont- zijn het.
  • Woorden die eindigen op –heid, -ing, -teit, -nis, -ij (maar niet: het schilderij), -de, -te, -ie zijn de

Slide 10 - Slide

Deze/die of dit/dat? En ons of onze?
  • Gebruik voor de-woorden deze of die, en voor het-woorden dit of dat. 
  • Gebruik voor de-woorden onze, en voor het-woorden ons.

Slide 11 - Slide

Adjectiva met of zonder -e?

Slide 12 - Slide

Een dialoog voeren

Slide 13 - Slide

Afronding
  • Leer sterke werkwoorden uit het hoofd
  • Blijf oefenen!

Slide 14 - Slide

Hartelijk dank en tot volgende week

Slide 15 - Slide