oefening grammatica paragraaf 20 & 21 2h

De drie meest voorkomende werkwoorden die als koppelwerkwoorden gebruikt kunnen worden, zijn:
1 / 11
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De drie meest voorkomende werkwoorden die als koppelwerkwoorden gebruikt kunnen worden, zijn:

Slide 1 - Open question

Een werkwoordelijk gezegde bevat een zelfstandig werkwoord
en
een naamwoordelijk gezegde bevat een koppelwerkwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Welke drie wederkerige voornaamwoorden zijn er?

Slide 3 - Open question

De volgende voornaamwoorden:
iemand, niemand, iets, niets, wat en men
zijn:
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil tussen
een hoofdtelwoord en een rangtelwoord?

Slide 5 - Open question

Noteer de werkwoorden en geef aan of het een zelfstandig werkwoord, een hulpwerkwoord of een koppelwerkwoord is.

Dat moet gevierd worden!

Slide 6 - Open question

Noteer het gezegde van onderstaande zin. Geef aan of het om een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde gaat.

Fruit en groenten worden gewogen bij de kassa.

Slide 7 - Open question

Thomas was een half jaar in Australië.

Het goede antwoord is:
A
was = wg
B
was = ng
C
was een half jaar = ng
D
was in Australië = ng

Slide 8 - Quiz

Noteer het gezegde van onderstaande zin. Geef aan of het om een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde gaat.

De minister-president blijft geduldig.

Slide 9 - Open question

Benoem de vragende en onbepaalde voornaamwoorden in onderstaande zin.

Ik weet het zo net nog niet; wat denk jij?

Slide 10 - Open question

Deze week: tweede paar schoenen voor de halve prijs!
A
tweede = bepaald hooftelwoord halve = onbepaald hoofdtelwoord
B
tweede = bepaald rangtelwoord halve = onbepaald rangtelwoord
C
tweede = bepaald rangtelwoord halve = onbepaald hoofdtelwoord
D
tweede = bepaald hoofdtelwoord halve = onbepaald rangtelwoord

Slide 11 - Quiz