What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
G2 Unité 1/2 leerdoelen week 44
Deze Week (week 44)
Cette semaine (semaine 44)
du 26 octobre au premier novembre
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,2
This lesson contains
16 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Deze Week (week 44)
Cette semaine (semaine 44)
du 26 octobre au premier novembre
Slide 1 - Slide
Leerdoelen week 44 (dus af op 2 november)
Je leert uitdrukkingen die te maken hebben met sport en hobby's
Je kunt een gesprek begrijpen tussen Julien en zijn vrinden
Leerwerk:
herhalen apprendre 1 tm 10 Unité 1 + grammatica voor de Kennistoets op woensdag 4 november (
details op Itslearning in weekmap 43!!
)
Maakwerk in Edition voor 26 oktober (blok Regarder):
Lezen blz 50 + 51 (cultuur) + maken in Edition oefening 1 en 2.
Tijd over? Begin met het blok 'Lire'
Slide 2 - Slide
1. Herhalen grammatica U1 :
werkwoorden in de passé composé + présent
Parler de ses vacances (opbouw Franse zin)
landennamen en voorzetsels (zie details op Itslearning)
2. Start U2: lire page 50, 51
Lundi, le 25 octobre deux mille vingt
Slide 3 - Slide
oef. 16 H blz 49
1. ......... au Portugal
Paul - partir
Paul est parti
2. ...... à dix heures du soir
Tessa - rentrer
Tessa est rentré
e
Slide 4 - Slide
oef. 16 H blz 49
3. ......... en vacances avec nous
Daniel en zijn vriendin - aller
Daniel et sa copaine
sont all
és
4. ...... à pied
mijn vriendinnen - arriver
Mes copines
sont arriv
ées
Slide 5 - Slide
oef. 16 H blz 49
5. ......... à Paris, Jeanne?
jij - rester
Tu es rest
ée
6. ...... en train monsieur?
u - venir
Vous êtes venu
Slide 6 - Slide
oef. 16 H blz 49
7. ......... en haut de la Tour Eiffel
hij - monter
Il est mont
é
8. ...... à la gare du Nord
mijn ouders - descendre
Mes parents sont descend
us
Slide 7 - Slide
Blok: Lire
Oefening 3: in tweetallen (à deux)
Oefening 4
Tekst lezen blz 54
Mercredi, le 27 octobre deux mille vingt
Slide 8 - Slide
De Franse Zin
(in de passé composé)
1. Hou de werkwoorden
(zoveel mogelijk) bij elkaar!
Opbouw Van De Franse Zin
(in de passé composé)
Hou de werkwoorden (zoveel mogelijk) bij elkaar!
Slide 9 - Slide
Oef 18 - blz 30 - Parler de ses vacances
Utilisez le Passé Composé (parti, sorti, allé, fait)
1. Tu
es allé
où?
Jij
bent gegaan
waar(heen)
2. Vous
êtes partis
quand? quelle date?
jullie
zijn vertrokken
wanneer? welke datum?
3. Tu
es allé
en avion? -
Ben
je
gegaan/vertrokken
met het vliegtuig?
1. Je
suis allé(e
)
à / en / au / aux....
Ik
ben gegaan
naar..(kies het juiste voorzetsel!)
2. Nous
sommes partis
le .........juillet/août -
wij
zijn vertrokken
de ....juli/augustus
3. Oui, je
suis allé(e) /suis parti(e)
en avion /
ja ik
ben gegaan/vertrokken
met het vliegtuig
Non, je
ne suis pas allé(e) / parti(e)
en avion
Nee, ik
ben niet gegaan/vertrokken
met het vliegtuig
Slide 10 - Slide
Oef 18 - blz 30 - Parler de ses vacances
Utilisez le Passé Composé (parti, sorti, allé, fait)
4. Qu'est-ce que vous
avez fait
?
Wat
hebben
jullie
gedaan
?
4. Nous
avons fait
de l'escalade
Wij
hebben geklommen
Nous
avons visité
des musées
Wij
hebben
musea
bezocht
Nous
sommes allés
au bord de la mer
Wij
zijn
naar het strand
gegaan
5. Il
a fait
beau
?
was het mooi weer
?
Vous
avez eu
du soleil?
hebben
jullie zon
gehad
Le soleil
a brillé
?
de zon
heeft geschenen
?
5. Oui il
a fait
beau - Non, il
n'
a
pas
fait beau
Oui, nous
avons eu
du soleil
Non, nous n'
avons
pas
eu
du soleil
Oui le soleil
a brillé
Non, le soleil n'a pas brillé
Slide 11 - Slide
Oef 18 - blz 30
Parler de ses vacances
Utilisez le Passé Composé (parti, sorti, allé, fait)
1. Tu (aller) où?
2. Vous (partir) quand? quelle date?
3. Tu (aller) en avion?
es allé
3
êtes partis
2
Tu es allé
où
? OF
Où
es-tu allé?
1
1. Je (aller) à / en / au / aux....
2. Nous (partir) le .........juillet/août
sommes partis
2
3. Oui, nous (aller) en avion /
Non, nous (aller) en voiture
sommes allés
3
suis allé
en + vrouwelijk landennaam
au + mannelijk landennaam
aux + meervouc (eilandengroepen, VS etc.)
à + naam van stad
1
4. Qu'est-ce que vous (faire) ?
4. Nous ..(faire) (visiter) (aller)
avez fait
4
avons fait du camping
avons visité des musées
sommes allés au restaurant
4
5. Is het mooi weer geweest?
Hebben jullie zon gehad?
Heeft de zon geschenen?
il a fait beau?
vous avez eu du soleil?
Le soleil a brillé?
5
5. Ja, het is mooi weer geweest
Ja we hebben zon gehad
Ja de zon heeft geschenen
Oui, il a fait beau - Non, il n'a pas fait beau
Oui, nous avons eu du soleil - Non nous avons eu de la pluie
Oui, le soleil a brillé? - Non, il a fait nuageux
5
Slide 12 - Slide
Voorzetsels voor landen en steden
Slide 13 - Slide
Vrouwelijke landennamen
eindigen op -e
de voorzetsels
naar, in, bij
vertaal je, voor die landen met het Franse woordje
'en'
en France, en Belgique, en Norvège, en Suède, en Slovénie, en Croatie, en Angleterre, en Allemagne, en Autriche, en Suisse, en Italie, en Espagne etc.
Mannelijke landennamen
eindigen
NIET
op -e
de voorzetsels
naar, in, bij
vertaal je voor die landen met het Franse woordje
'au'
au Portugal, au Danemark, au Japon, au Maroc, au Sénégal, au Congo etc.
Slide 14 - Slide
Vóór namen van steden komt altijd:
à
Vóór namen van landen die meervoud zijn (eilandengroepen, Nederland=Lage Landen, Verenigde staten komt altijd)
aux
Slide 15 - Slide
Met de bus
met de trein
met de auto
met het vliegtuig
met de metro
lopend, te voet
met de fiets
en
bus
en
train
en
voiture
en
avion
en
metro
à
pied
à/en
vélo
oef. 24
Slide 16 - Slide
More lessons like this
2425 SO schrijftoets
September 2024
- Lesson with
18 slides
39.3 voorzetsels etc.
September 2022
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,2
41.2 un blog - mes vacances
October 2022
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,2
G2 Unité 1 leerdoelen week 40
September 2024
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1,2
2425 week 3
September 2024
- Lesson with
48 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Se présenter et parler de ses vacances
August 2022
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
zinnen
June 2020
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Verbes avoir, être, faire, aller, pouvoir, vouloir
March 2022
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2