3h - Toetsvoorbereiding K2

het persoonlijk voornaamwoord
Voorbereiding Toets Kapitel 2
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-6

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

het persoonlijk voornaamwoord
Voorbereiding Toets Kapitel 2

Slide 1 - Slide

Vertaling van: het lichaam ?
A
das Gesicht
B
die Nase
C
der Körper
D
das Bein

Slide 2 - Quiz

Vertaal: vanmiddag
A
heute Nachmittag
B
heute Abend
C
heute Morgen
D
heute Nacht

Slide 3 - Quiz

Vertaal: die Muskeln
A
de oren
B
de ogen
C
de spieren
D
de koorts

Slide 4 - Quiz

Vertaal: de ziekte
A
das Fieber
B
die Krankheit
C
das Krankheit
D
die Fieber

Slide 5 - Quiz

Vertaal: de mond

Slide 6 - Open question

Vertaal: das Herz

Slide 7 - Open question

Vertaal: de dokter

Slide 8 - Open question

Vertaal: de voet

Slide 9 - Open question

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 10 - Drag question

Wat wordt de vorm van het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval? Sleep het juiste antwoord.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
euch
mich
dich
ihn/sie/es
uns
sie/Sie

Slide 11 - Drag question

Maak een keuze!

Kennst du ihn / er
A
ihn
B
er

Slide 12 - Quiz

Maak een keuze!
Ich kenne du / dich
A
du
B
dich

Slide 13 - Quiz

Maak een keuze! Peter en Petra, ik nodig jullie uit.

Peter und Petra, ich lade ihr / euch / sie ein.
A
ihr
B
euch
C
sie

Slide 14 - Quiz

Maak een keuze!

Der Preis ist € 20,-, ich finde es / er / ihn zu hoch.
A
er
B
ihn
C
es

Slide 15 - Quiz

Ist das Geschenk für (jullie) ______?
A
ihr
B
euch
C
sie

Slide 16 - Quiz

Die Geschichte geht um (hen) _____.
A
ihn
B
sie
C
Sie
D
ihr

Slide 17 - Quiz

       Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder 
om
tot
durch 
  für
gegen
ohne
um
bis

Slide 18 - Drag question

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie

Slide 19 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn

Slide 20 - Quiz

1e en 4e naamval van:
ik en mij
A
ich - mich
B
ich - mir
C
ich - dich
D
ich - dir

Slide 21 - Quiz

1e en 4e naamval van:
wij en ons
A
wir - mich
B
wir - es
C
wir - euch
D
wir - uns

Slide 22 - Quiz

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 23 - Quiz

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 24 - Quiz

Kennst (jij)..... (hem) .....?
A
du - ihn
B
du - ihm
C
dir - ihn
D
dich - ihm

Slide 25 - Quiz


Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je 'Sonja' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
ihr

Slide 26 - Quiz


Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' das Fahrrad' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
das

Slide 27 - Quiz


Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' der Junge' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
ihr

Slide 28 - Quiz


..... (ik) liebe Deutsch!
A
Ich
B
Mich
C
Mir
D
Er

Slide 29 - Quiz

Meine Mutter tanzt gern.
..... (zij) tanzt jeden Tag!
A
Sie
B
Ihr
C
Ihnen
D
Es

Slide 30 - Quiz


Hast du ..... (mij) gesehen?
A
ich
B
mir
C
mich
D
mein

Slide 31 - Quiz


Ich kann..... (jou) leider nicht sehen.
A
du
B
dir
C
dich
D
dein

Slide 32 - Quiz

Vertaal de zin:
Hoe gaat het met jou vandaag?

Slide 33 - Open question

Vertaal de zin:
Wanneer heb je je pijn gedaan?

Slide 34 - Open question

Vertaal de zin:
Beterschap!

Slide 35 - Open question

Vertaal de zin:
Ik heb regelmatig hoofdpijn.

Slide 36 - Open question

Vertaal de zin:
Ik heb iets nodig tegen spierpijn.

Slide 37 - Open question

Viel Erfolg beim Lernen!

Slide 38 - Slide