This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
MTH Aanvullende onderzoeken
Slide 1 - Slide
Lesplanning
Introductie
Theorie
Opdracht
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Wie ben ik?
Mariam
21 jaar
Docent gezondheidszorg en welzijn
Doktersassistente
Ziekenhuis Amstelland
Slide 3 - Slide
Hoe oud ben ik?
A
20 jaar
B
21 jaar
C
25 jaar
D
19 jaar
Slide 4 - Quiz
Waar ben ik geboren?
A
Rotterdam
B
Den Haag
C
Haarlem
D
Amsterdam
Slide 5 - Quiz
Leerdoelen
1. Aan het einde van de les kan je in je eigen woorden vertellen wat aanvullende onderzoeken zijn.
2. Aan het einde van de les weet je 4 soorten aanvullende onderzoeken.
Slide 6 - Slide
Aanvullende onderzoeken
Urinetest
Röntgenfoto
Bloedprikken (venapunctie)
Vingerprik
Slide 7 - Slide
Urinetest
pH (pH)
glucose (GLU)
ketonen (KET)
leukocyten (LEU) = kan dat duiden op een blaasontsteking of urineweginfectie.
nitriet (NIT) = in de urine wijst dan ook op bacteriën in de urine.
eiwit (PRO)
bloed (ERY/Hb)
Slide 8 - Slide
Welke urine buis is langer? die van de man of de vrouw?
A
man
B
vrouw
Slide 9 - Quiz
Vrouwen hebben sneller een blaasonsteking dan mannen.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Welke testvlakken op een urineteststrip zijn positief bij een Urineweginfectie?
A
leucocyten en erytrocyten
B
proteïne en erytrocyten
C
nitriet en leucocyten
D
hemoglobine en PH
Slide 11 - Quiz
Röntgenfoto
Echografie
CT-scan
MRI-scan
Slide 12 - Slide
Echografie
Echografie is een beeldvormende techniek waarbij met geluidsgolven afbeeldingen worden gemaakt van organen of structuren in het lichaam. Het onderzoek is pijnloos en volledig onschadelijk.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Welke organen kan je zien bij een echografie?
A
Botten
B
hersenen en slokdarm
C
Hart en longen
D
Baarmoeder.
Eierstokken.
Blaas.
Slide 15 - Quiz
CT-scan
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Op een CT scan is het volgende te zien:
A
organen
B
weefsels
C
botten
D
alle genoemde antwoorden zijn goed
Slide 18 - Quiz
MRI-scan CT-scan
Slide 19 - Slide
Bloedprikken (venapunctie)
Bloedonderzoek wordt onder andere gebruikt om te controleren of uw organen als hart, nieren of lever goed functioneren.
Aanprikken (punctie) van een ader (vena)
Slide 20 - Slide
Bij bloedprikken wordt er een naald ingebracht in een bloedvat. Wat voor bloedvat prikt de dokter altijd in?
A
Slagader
B
Haarvat
C
Ader
Slide 21 - Quiz
Welk van de volgende handelingen mag een doktersassistent niet zelf uitvoeren?
A
Verwijderen van hechtingen
B
Urine onderzoek
C
Zelfstandig medicijnen voorschrijven
D
Bloedprikken /injecties geven
Slide 22 - Quiz
Vingerprik
Koude handen?
Ring of middelvinger
Slide 23 - Slide
Wat kun je doen als de patiënt koude vingers heeft?
A
heel hard stuwen om bloed te krijgen
B
hand naar beneden laten hangen
C
een warmtepakking
D
hand laten wassen met warm water
Slide 24 - Quiz
De vingerprik vind plaats in de
A
middelvinger
B
ringvinger
C
vinger van de dominante hand
D
ring of middelvinger
Slide 25 - Quiz
Opdrachten maken!
Slide 26 - Slide
Noem 4 soorten aanvullende onderzoeken.
Slide 27 - Mind map
Wat zijn aanvullende onderzoeken?
Slide 28 - Open question
Terugblikken leerdoelen
Aan het einde van de les kan je in je eigen woorden vertellen wat aanvullende onderzoeken zijn.
Aan het einde van de les weet je 4 soorten aanvullende onderzoeken.