1HV3 + 1MH3 - Lezen 2 : herhalen tekstdoelen - vormen en signaalwoorden

LESPROGRAMMA
1. Nakijken huiswerk Leestaak 5
2. Herhalen: tekstdoelen, tekstvormen en signaalwoorden
3. Opdracht: Woordenschat - Opdracht 4 Tegenstellingen


Module Woordenschat : inleveren uiterlijk 13 februari op papier of digitaal
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

LESPROGRAMMA
1. Nakijken huiswerk Leestaak 5
2. Herhalen: tekstdoelen, tekstvormen en signaalwoorden
3. Opdracht: Woordenschat - Opdracht 4 Tegenstellingen


Module Woordenschat : inleveren uiterlijk 13 februari op papier of digitaal
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


Slide 1 - Slide

Doel van de les
1.  Je herkent tekstdoelen aan de verschillende vormen
2. Je kunt tekstdoelen koppelen aan verschillende soorten teksten
3. Je kent de signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 2 - Slide

Huiswerk leestaak 5
Bron: 

Vraag 8 Welk signaalwoord zie je in de zin?
We worden doodgegooid met informatie over toetsen (het gevreesde ‘PTA’!), waar we de komende maanden vaker mee te maken zullen krijgen, maar waar we nú het liefst nog niet aan denken.
Signaalwoord: maar    
Tekstverband : tegenstellend 

Vraag 12 Wat is het belangrijkste tekstdoel van de tekst? 
Vraag 13 Wat is de tekstvorm van deze tekst?


Slide 3 - Slide

Tekstdoelen

Slide 4 - Slide


Wat is
het tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 5 - Quiz

tekstdoel?

Slide 6 - Slide

Wat is het doel van deze tekst?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Wat is het doel van dit stripverhaaltje?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 9 - Quiz

Tekstsoorten en -vormen

Slide 10 - Slide

Een reclame is voorbeeld van een...
A
Informerende tekst
B
Beschouwende tekst
C
Amuserende tekst
D
Activerende tekst

Slide 11 - Quiz


Wat is
de tekstvorm?
A
amuseren
B
stripverhaal
C
reclametekst
D
amuserende tekst

Slide 12 - Quiz

Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 13 - Slide

Redengevend tekstverband
De schrijver geeft een reden voor zijn argument, een feit of een mening.
Signaalwoorden: want, omdat, daarom, immers, namelijk
                                                  -> Ik wil niet naar tennisles, want ik heb geen zin.

Concluderend tekstverband
Signaalwoorden: dus, dan ook, hieruit volgt, kortom, concluderend
                                                 -> Kortom, ze heeft geen zin en wil niet naar tennisles.



Slide 14 - Slide

Maak een korte zin met een redengevend tekstverband.

Gebruik één van deze signaalwoorden:
want, omdat, daarom, immers, namelijk

Slide 15 - Open question

Maak een korte zin met een concluderend tekstverband.

Gebruik één van deze signaalwoorden:
dus, dan ook, hieruit volgt, kortom, concluderend

Slide 16 - Open question

OPDRACHT 

Woordenschat
It's Learning -> Bronnen -> Woordenschat
Maak de opdracht Verwijswoorden uit de module Woordenschat:
Opdracht 4 : Tegenstellingen  -> Stap 1 - 2 - 3 maken

Heb je opdracht 4 af? Dan ga je verder met leestaak 6

Leestaak 6
It's Learning -> Bronnen -> Leesvaardigheid -> Leestaak 6
Lees de tekst en maak de opdrachten






Slide 17 - Slide

Einde van de les

Slide 18 - Slide