This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Een patiënt krijgt 0,5 liter NaCl plus 150 ml waar medicatie opgelost in is. Deze wordt toegediend met een druppelregelaar. Het geheel moet in 4 uur inlopen. Wat is de druppelsnelheid per minuut? 1ml = 20 druppels
Slide 6 - Open question
Erythrocytenconcentraten moeten in 6 uur ingelopen zijn. Een verpakking bestaat uit 900 ml. Wat is de juiste druppelsnelheid in druppels per minuut, uitgaande van 1 ml = 18 druppels?
Slide 7 - Open question
Een cliënt krijgt continu sondevoeding voorgeschreven. Er wordt gebruik gemaakt van een voedingspomp. De cliënt dient 2 liter per 24 uur toegediend te krijgen. Op hoeveel ml per uur stel je de pomp in? Rond je antwoord, indien nodig, af op hele ml.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Hoeveel mg stof zit er opgelost in 1 ml van een 6%-oplossing?
Slide 10 - Open question
Hoeveel mg stof zit er opgelost in 1 ml van een 23%-oplossing?
Slide 11 - Open question
Hoeveel mg is er opgelost in een 1% oplossing bij 5ml?
Slide 12 - Open question
Hoeveel GRAM is er opgelost in een 1% oplossing bij 250 ml?
Slide 13 - Open question
Hoeveel mg zit er opgelost in 2 ml van een 2%-oplossing?
Slide 14 - Open question
Hoeveel mg zit er opgelost in 4 ml van een 7%-oplossing?
Slide 15 - Open question
Je moet 400 mg van een medicijn toedienen. Een ampul van 2 ml bevat 100 mg/ml. Hoeveel ampullen heb je nodig?
Slide 16 - Open question
In de kast staat een flesje medicatie met nog 500 ml erin. Op het etiket zie je dat het om 2,5%-oplossing gaat. Hoeveel gram werkzame stof zit daarin?