Introductie 2B

Programma van de les 2A
Donderdag 7 september
Programma:
  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Quiz
  • Huiswerk 
  • Zelfstandig werken

Lesdoel:
Kennis ophalen van  het vak Nederlands
Zelfstandig werken aan Nederlands

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Programma van de les 2A
Donderdag 7 september
Programma:
  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Quiz
  • Huiswerk 
  • Zelfstandig werken

Lesdoel:
Kennis ophalen van  het vak Nederlands
Zelfstandig werken aan Nederlands

Slide 1 - Slide

benodigdheden Nederlands

  • Boek (Nieuw Nederlands 2-basis 7e editie)
  • Schrift
  • Pen (je mag één lenen in ruil voor je pas)
  • Plenda (links op tafel)
Alle bovenstaande materialen heb je elke les bij je. Tijdens de les hoor je welk materiaal we die les gebruiken.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen dit schooljaar?
  • Grammatica
  • Lezen 
  •  Nieuwsbegrip
  • Portfolio (schrijven/formuleren)
  • Spelling
  • 3 uur in de week
1 uur les in de bieb

Slide 3 - Slide

Nederlands!
Welkom bij Nederlands!

Geef antwoord op de volgende quizvragen. 

Slide 4 - Slide

Wat is een ander woord voor "realistisch"?
A
vreemd
B
echt
C
sterk
D
anders

Slide 5 - Quiz


Wat voor soort tekst is dit?

A
gedicht
B
gebruiksaanwijzing
C
krantenartikel
D
voorleesboek

Slide 6 - Quiz

Zo gezond als een ...
A
vis
B
hond
C
kip
D
pauw

Slide 7 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
encyclopedie
B
portomonnee
C
interresant
D
onmiddelijk

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?

A
gezegde
B
synoniem
C
alinea
D
afbeelding

Slide 9 - Quiz

Wat betekent
'je ziet er
bedrukt uit'?
A
Het lijkt alsof je onder een kopieerapparaat lag
B
dat je er moe uitziet
C
dat je er verdrietig uitziet
D
dat je er goed uitziet

Slide 10 - Quiz

In welke zin staan precies drie werkwoorden?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.

Slide 11 - Quiz

Hoe noem je
wat iemand ergens van vindt?
A
interview
B
doorvragen
C
feit
D
mening

Slide 12 - Quiz

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 13 - Slide

Hoge bomen vangen veel .....
A
regen
B
vogels
C
water
D
wind

Slide 14 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
aggresief
B
agressief
C
agresief
D
aggressief

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je het woord in hoofdletters?
Vind jij NEDERLANDS leuk?
A
lidwoord
B
heel werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quiz

Wat is geen tekstdoel?
A
overtuigen
B
informeren
C
instrueren
D
reageren

Slide 17 - Quiz

Wat is geen werkwoord?
A
ben
B
haar
C
geweest
D
loop

Slide 18 - Quiz

Welk persoonsvorm is goed geschreven?
Vandaag .... hij naar school.
A
fietst
B
fiets
C
fietste
D
fietsd

Slide 19 - Quiz

Wat is een ander woord voor "kosteloos"?
A
eenvoudig
B
gratis
C
snel
D
zonder

Slide 20 - Quiz

Wat voor een soort woord is het woord in hoofdletters?
DE auto rijdt snel.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
geen van deze antwoorden

Slide 21 - Quiz

Welk dier vind je in de volgende zin?
De nieuwe woonplaats bleek Hoorn te zijn.

Slide 22 - Open question

Welk dier vind je in de volgende zin?
Is in Europa uw hoofdkantoor gevestigd?

Slide 23 - Open question

Welk dier vind je in de volgende zin?
In de speeltuin gaan de kinderen graag op de schommel.

Slide 24 - Open question

Huiswerk maandag 9 september
Hoofdstuk 1, Lezen, blz.10 + 11 , samen lezen van de tekst. Maak opdracht 1+ 2. 

Slide 25 - Slide

Onbekende woorden
Ga op zoek naar een tegenstelling
Zet er een voor- of achtervoegsel bij, zoals: 
on-waar. 
her-gebruiken. 

Slide 26 - Slide