H4/H5: oefenen s.o. Over taal H4/H5

- Nakijken Lezen H4: 5

- Oefenles Over taal H4/H5


1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Nakijken Lezen H4: 5

- Oefenles Over taal H4/H5


Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je kunt diverse aspecten toepassen op een zakelijke tekst, denkend aan:
- verbanden
- verbindingsmanieren
- hoofd- en bijzaken scheiden
- kernzinnen formuleren

Je bereidt je voor op de s.o. Over taal H4 en H5.

Slide 2 - Slide

Lezen H4: 5 (blz. 191)
  • 3 Vraag stellen en het onderwerp aankondigen
  • 4a focussen = richten op
  • 4b aspect = deel
  • 4c billijkheid = redelijk / eerlijk
  • 4d onbillijk = onredelijk / eerlijk
  • 4e appels met peren vergelijken = onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken

Slide 3 - Slide

Lezen H4: 5 (blz. 191)
  • 5a dat -> een half uur per dag wachten
  • 5b dat -> jij komt op tijd en die andere partij laat je wachten
  • 5c wat -> voorkruipen
  • 5d wat -> iets
  • 7 conclusie
  • 8 'Wachten is ... zegt hij.' (r. 8 - 9)
  • 9 Andere aspecten die meespelen zijn onzekerheid en onbillijkheid.

Slide 4 - Slide

Lezen H4: 5 (blz. 191)
  • 12 Antwoord op de vraag: Waarom wacht je in de Efteling voor Droomvlucht en thuis niet voor een YouTube-filmpje?
  • 14a informeren
  • 14b achtergrondartikel

Slide 5 - Slide

Oefenen s.o. Over taal H4 en H5

Slide 6 - Slide

Voorbereiding

- Leren woorden met betekenis (zie SOM / je schrift)

- Kwartetten


De s.o. ziet er als volgt uit:

- 5 woorden waarvan je de betekenis moet opschrijven

- 5 betekenissen waarbij je het moeilijke woord moet noteren

- 3 woorden waarmee je een goedlopend verhaaltje moet schrijven

timer
10:00

Slide 7 - Slide

Lesdoelen Over taal
Over taal H5:
Je leert de betekenis van diverse schooltaalwoorden en woorden uit de media kennen.

Slide 8 - Slide

Nakijken OT H5: 1 (blz. 230)
  • 1 ter gelegenheid van = vanwege
  • 2 in aansluiting op = in een reactie op
  • 3 element (het) = het deel of onderdeel van iets groters
  • 4 exemplaar (het) = één van een bepaalde soort
  • 5 stadium (het) = de periode in een ontwikkeling
  • 6 overschrijden = over iets heen gaan
  • 7 principieel = volgens een vaste overtuiging
  • 8 reëel = met de werkelijkheid als uitgangspunt

Slide 9 - Slide

Nakijken OT H5: 1 (blz. 230)
  • 9 afbakenen = de grenzen van iets aangeven 
  • 10 tegenwicht bieden = een tegengestelde mening geven 
  • 11 term (de) = het woord 
  • 12 ruimschoots = meer dan nodig 
  • 13 voltooien = afmaken 
  • 14 kennelijk = blijkbaar 
  • 15 enigszins = een beetje 

Slide 10 - Slide

Nakijken OT H5: 2 (blz. 231)
  • 1 aannemelijk = geloofwaardig 
  • 2 benefiet- = voor een goed doel 
  • 3 campagne = uitgebreide actie 
  • 4 castreren = onvruchtbaar maken 
  • 5 cru = bot, grof 
  • 6 doortastend = zonder te aarzelen 
  • 7 in de doofpot stoppen = niet meer over praten 
  • 8 synthetisch = kunstmatig 
  • 9 uitdragen = verkondigen 
  • 10 vergezellen = begeleiden 

Slide 11 - Slide