Herhaling bezittelijke voornaamwoorden

Schloss Neuschwanstein  (Bayern)  --> 

lich Willkommen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Schloss Neuschwanstein  (Bayern)  --> 

lich Willkommen

Slide 1 - Slide

Wir wiederholen 
Wortschatz Kapitel 5 
Herhaling bezittelijke voornaamwoorden

Slide 2 - Slide

Doelen

Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden herkennen

Je kunt de juiste uitgang bij de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken



Slide 3 - Slide

das
Frühstück
das Mittag-essen
das Abend-
essen 

Slide 4 - Drag question

ik eet
jij eet
hij eet
zij eet
wij eten
jullie eten
zij eten
u eet
het eet
Sie essen
ich esse
wir essen
du isst
sie essen
sie isst
er isst
ihr esst
es isst

Slide 5 - Drag question

die Butter
Frühstück
Milch
essen
der Käse
der Orangensaft
lecker
trinken
der Apfel
das Brot

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 9 - Slide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:


Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Slide 10 - Slide

Regels

Das ist mein Bruder (m). 

Das ist mein Schwesterchen (o).

Das ist meine Schwester(v). 

Das sind meine Schwestern/Brüder (mv). 






Vrouwelijk of meervoud? --> de e moet mee!

Slide 11 - Slide

Overzicht van de bezittelijke vnw.
Bezit.vnw.
mein-
mijn
dein-
jouw
sein-
zijn
ihr-
haar
sein-
zijn
unser-
onze, ons
euer-
jullie
ihr-
hun
Ihr-
uw

Slide 12 - Slide

mijn
jouw
zijn
haar
hun
onze
jullie
uw
mein
unser
ihr (m.v.)
ihr (e.v.)
sein
Ihr
dein
euer

Slide 13 - Drag question

Das ist Ihr Fahrrad.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
das
B
ist
C
Ihr
D
Fahrrad

Slide 14 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 15 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 16 - Quiz

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 17 - Quiz

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 18 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 19 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 20 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre|
B
Tante
C
23 Jahre
D
alt

Slide 21 - Quiz

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 22 - Quiz

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 23 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern (v).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 24 - Quiz

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 25 - Quiz

................(onze) Klassenlehrer heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Euere

Slide 26 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin.
A
meine
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 27 - Quiz

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 28 - Quiz

Das ist ........................ (mijn)Geburtstagsgeschenk
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 29 - Quiz

Aufgaben 
Neue Kontakte Kapitel 5E

Machen:
Buch S. 151-153: 
Aufgaben  20, 22 23, 24, 25

Slide 30 - Slide