This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden herkennen
Je kunt de juiste uitgang bij de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.
De persoon is de eigenaar of maker van het voorwerp:
mijn fiets
haar tekening
hun huis
jouw broer
zijn auto
Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:
Das ist ein Fahrrad. = Das ist mein Fahrrad
Das ist eine Schule = Das ist meine Schule
Das ist mein Bruder (m).
Das ist mein Schwesterchen (o).
Das ist meine Schwester(v).
Das sind meine Schwestern/Brüder (mv).