2Va Lezen 4

Lezen in je boek!
timer
15:00
Lekker lezen in je boek

1 / 58
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lezen in je boek!
timer
15:00
Lekker lezen in je boek

Slide 1 - Slide

LEZEN 4
Voorbereiden op de leestoets

Wat het je tot nog toe geleerd?



Volgende les print ik een paar toetsen uit. 

Slide 2 - Slide

Feiten en meningen
Feiten en meningen

Slide 3 - Slide

Wat is een woordraadstrategie?
A
Een manier om de betekenis van een moeilijk woord te achterhalen.
B
Een manier om moeilijke woorden in een tekst te vinden.

Slide 4 - Quiz

Bij het woord 'onbuigzaam' gebruik je de volgende woordraadstrategie:
A
Zoek een synoniem
B
Zoek een tegenstelling
C
Zoek een voorbeeld
D
Zoek een bekend woorddeel

Slide 5 - Quiz


  • Woordraadstrategie 
  • 1 Kijk naar het woord zelf:
      
    zoek een synoniem 
     zoek een omschrijving of definitie
    zoek een voorbeeld
    zoek een tegenstelling 
     zoek een bekend woorddeel
  • Kijk naar de context  
     lees een stukje verder of terug









Slide 6 - Slide

Zijn controleerbaar
Objectief
Subjectief
Feiten
Meningen
Zijn persoonlijk
Pluslessen zouden afgeschaft moeten worden.
Op het Ichthus kun je pluslessen volgen.

Slide 7 - Drag question

Feit of mening?
A
In deze alinea staan enkel feiten.
B
In deze alinea staan enkel meningen.
C
In deze alinea staan zowel feiten als meningen.
D
In deze alinea staan zowel geen feiten als meningen.

Slide 8 - Quiz

Feit of mening:
Vandaag is het maandag.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening?
Sporten is gezond.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Check in -vraag:

Ik weet hoe ik het onderwerp en de hoofdgedachte in een tekst kan vinden en onderscheiden.
A
B
C

Slide 11 - Quiz

Is dit een 'onderwerp' of een 'hoofdgedachte'?

HET IS GEZOND OM TWEE KEER IN DE WEEK VIS ETEN
A
onderwerp
B
hoofdgedachte

Slide 12 - Quiz

Wat is het verschil tussen een onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?
A
onderwerp: samenvatting v/d tekst hoofdgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.
B
onderwerp: een à twee woorden hoofdgedachte: samenvatting van de tekst.
C
onderwerp: belangrijkste zin tekst hoofdgedachte: belangrijkste zin uit de tekst
D
onderwerp: een à twee woorden hoofgedachte: samenvatting van de tekst in één zin.

Slide 13 - Quiz

Een hoofdgedachte is een zin en een onderwerp is dat niet.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 14 - Quiz

Wat zou de hoofdgedachte kunnen zijn bij een tekst met als onderwerp: 'Het nut van expressielessen op school'?
A
Basisschoolleerlingen hebben geen behoefte aan expressielessen op school.
B
De invulling van expressielessen wordt bepaald door BV-docenten.
C
Middelbare scholieren vinden het nuttig om 9 uur per week expressie te volgen
D
Zowel op de basisschool als op de middelbare school zijn expressielessen erg nuttig.

Slide 15 - Quiz

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat een schrijver wil vertellen over een onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Gaat het in onderstaande zin om een hoofdgedachte of een onderwerp?
De belasting op vliegtickets moet omhoog.
A
hoofdgedachte
B
onderwerp

Slide 17 - Quiz

Hoofdgedachte of onderwerp?
Franse kazen en Duitse worsten
A
Onderwerp
B
Hoofdgedachte

Slide 18 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze video?

Slide 19 - Open question

Wat is de hoofdgedachte
van deze video?

Slide 20 - Open question

Check out -vraag:

Ik weet hoe ik het onderwerp en de hoofdgedachte in een tekst kan vinden en onderscheiden.
A
B
C

Slide 21 - Quiz

Aan de slag (Huiswerk volgende les)
1. Maak een samenvatting of mindmap van de toolbox-onderwerpen:
- Tien vragen voor tekstbegrip bij Meer weten:  'Vragen over woorden'.
- Moeilijke woorden
- Signaalwoorden
-  Verwijswoorden

2. Maak In PLOT Lezen 4, les 4

3.  Neem twee (2!) artikelen met een verschillend tekstdoel mee:
    een informerende tekst, een instructieve tekst, een activerende tekst, een overtuigende tekst
 Je hebt de teksten OP PAPIER nodig in de  volgende les.



Slide 22 - Slide

Woensdag 15 maart

Slide 23 - Slide

Lezen in je boek!
timer
15:00
Lekker lezen in je boek

Slide 24 - Slide

Plusles grammatica (herkansing certificaat)
Maandag 8.10 uur
2Vd: Mick, Rayan, Tomas, Zwaantje
2Va: Colin en Lars

Slide 25 - Slide

LEZEN 4


Je hebt:

    bepaald wat het onderwerp van een tekst is
    bepaald wat de hoofdgedachte van een tekst is
    bepaald wat het tekstdoel is
    feiten en meningen in teksten herkend
    objectieve en subjectieve omschrijvingen gegeven

   een samenvatting gemaakt van toolbox-onderwerpen

   twee teksten meegenomen (huiswerk).


Slide 26 - Slide

Bespreken PLOT 
Feiten en meningen
Objectief en subjectief

Slide 27 - Slide

Noem drie feitelijke gebeurtenissen
Feiten zijn bijvoorbeeld:

Alle beschrijvingen van hoe we woorden uit andere talen geleend hebben.



Slide 28 - Slide

Meningen

    Het is eigenlijk raar dat ze leenwoorden heten …

… zo’n ruimte waarin je een lelijke bruine kleur krijgt.

    Een reden om een woord te lenen, is dat het soms mooier klinkt dan de Nederlandse woorden.

    Zo klinkt het Engelse woord grapefruit veel mooier dan pompelmoes.

    Zo klinkt suïcide minder hard dan zelfmoord.

    Er komen te veel Engelse woorden in het Nederlands.

    Dat moeten we proberen te voorkomen.


Slide 29 - Slide

Pak de twee teksten die je hebt meegenomen (huiswerk)

Slide 30 - Slide

De rode draad en structuur van een tekst
  • aan de slag met de opbouw van teksten
  • kijken naar moeilijke woorden, signaalwoorden en verwijswoorden.


Slide 31 - Slide

Inleiding - kern - slot
In de inleiding maakt de schrijver vaak duidelijk wat het onderwerp van een tekst is en wat er verder in de tekst voorkomt. Meestal is het een aparte alinea. Soms heeft de inleiding een opvallende lay-out.

In de kern vertelt de schrijver 'de kern', dus het belangrijkste van zijn verhaal. Als hij meer deelonderwerpen behandelt, zet hij die in een logische volgorde. Dat noem je de rode draad van een tekst .Probeer als je leest de rode draad te herkennen.

In het slot vertelt de schrijver de conclusie en soms vat hij de tekst samen.

Slide 32 - Slide

Aan de slag
Markeer in de teksten die je hebt meegenomen de inleiding, de kern en het slot.

Beantwoord de vragen in les 5, opdracht 1.

Denk vast na over :
Onderwerp
Hoofdgedachte
Tekstdoel
timer
10:00

Slide 33 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 34 - Open question

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 35 - Slide

Woensdag 6 maart 2Va

Slide 36 - Slide

Lezen in je boek!
timer
15:00
Lekker lezen in je boek

Slide 37 - Slide

Vandaag
- Voorbereiden op leestoets

-Oefenen met moeilijke woorden, signaalwoorden en verwijswoorden

- Inhoudelijke en kritische vragen

Slide 38 - Slide

Feiten en meningen
Pak je tekst erbij

Zoek in jouw tekst feiten en meningen.
Schrijf op de volgende dia twee feiten en twee meningen.
Feiten:
Meningen:

Slide 39 - Slide

2 feiten en 2 meningen

Slide 40 - Open question

Wat zijn verwijswoorden?
A
maar, omdat, hierom
B
hij, zij, die
C
zijn, worden, hebben
D
de, het, een

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

Betrouwbaarheid
Let op:
- bron  (bv artikel komt uit bekende krant (noemen!), deskundigen die aan het woord komen zijn bekende wetenschappers)
- jaartal
- doel van de tekst 

Slide 43 - Slide

Is de informatie in jouw tekst betrouwbaar? Leg je antwoord uit.

Slide 44 - Open question

Inhoudelijke vragen
Wat voor vragen zijn nu inhoudelijke vragen? Probeer er samen met je buurman of buurvrouw een paar te bedenken.
Gebruik een van jullie teksten.
Straks noteer je 1 vraag + antwoord
Raadpleeg de toolbox
timer
5:00

Slide 45 - Slide

Noteer een goede inhoudelijke vraag + het antwoord. Let op je formulering.

Slide 46 - Open question

Op de toets krijg je ook vragen over woorden
Door goed naar de volgende woorden te kijken, begrijp je een tekst beter:

    moeilijke woorden
    signaalwoorden
    verwijswoorden

  


Slide 47 - Slide

Wissel jouw tekst uit met je elleboogmaatje.

Zoek in de tekst 
        a. vier moeilijke woorden
        b. twee verwijswoorden
        c. vier signaalwoorden.

Noteer deze met daarachter:
a. de betekenis, 
b. waarnaar het woord verwijst 
c. welk verband hierbij hoort. 

Straks bespreken we de twijfelgevallen. 
Eerder klaar?

Zoek alle verwijswoorden in je tekst en noteer waarnaar ze verwijzen. 

Markeer alle signaalwoorden. Geef per signaalwoord aan welk verband dit aangeeft.
timer
15:00
Raadpleeg de toolbox

Slide 48 - Slide

Noteer drie signaalwoorden met het verband dat erbij hoort

Slide 49 - Open question

Lezen in je boek!
timer
15:00
Lekker lezen in je boek

Slide 50 - Slide

Vandaag
- Voorbereiden op leestoets

- samenvatten
-hoofdzaken en bijzaken onderscheiden
- Inhoudelijke en kritische vragen

-boekopdracht

Slide 51 - Slide

In eigen woorden vertellen

De beste manier om te checken of je een tekst goed hebt begrepen, is in eigen woorden vertellen waar de tekst over gaat.

Als je in een paar zinnen kunt samenvatten waar de tekst over gaat, heb je de tekst meestal wel begrepen.

Hoofd- en bijzaken
Als je een tekst gaat samenvatten, is het belangrijk om onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken. De hoofdzaken zijn de belangrijkste zaken uit een tekst, de bijzaken zijn zaken die je kunt weglaten.

In opdracht 2 ga je een tekst samenvatten.

Slide 52 - Slide

kernzinnen

Slide 53 - Slide

Kernzinnen?

Slide 54 - Slide

Kritische vragen zijn vragen over

de betrouwbaarheid van de tekst
de kwaliteit van de tekst
het nut of de bruikbaarheid van de tekst, bijvoorbeeld voor je spreekbeurt of voor je eigen interesse.

Slide 55 - Slide

Aan de slag
Lezen 4 Les 6, opdracht:
 2 (samenvatten)
3 (kritische en inhoudelijke vragen) 
4  (Reflectie) 
5 mag je overslaan

Classroom:
Maak de opdracht 10 vragen bij Tekstbegrip.

Eerder klaar? Boekverwerkingsopdracht 3 in Classroom



Slide 56 - Slide

Klaar?
Maak een samenvatting van de toolboxen
 www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-verwijswoorden/

Slide 57 - Slide

Wat moet je kennen?
Leren voor de toets

Slide 58 - Slide