les 13 - 6.1 `

Plattegrond
1 / 36
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Plattegrond

Slide 1 - Slide

Plattegrond

Slide 2 - Slide

Welkom
Wat moet je pakken?

Etui
Boek deel 2 blz. 74
Schrift
Rekenmachine
Laptop dicht




'Startopdracht' 

Opdracht 3 op blz. 74

Slide 3 - Slide

Welkom
Wat gaan we vandaag doen?
             
Leerdoel
Uitleg
Opdrachten maken                                         10 minuten
Lesson Up vragen
Leerdoel check
Herhaling



Slide 4 - Slide

Aan de slag
Wat?    opdracht 3 t/m 7 op blz. 74
Hoe?    fluisteren
Hulp?   steek je vinger op
Tijd?     ... minuten
Klaar?  nakijken -> laten zien

Slide 5 - Slide

Leerdoel
1. Je kunt in een rechthoekige driehoek de rechthoekszijden en de schuine zijde benoemen.

Slide 6 - Slide

Uitleg/voorkennis
Rechte hoek = 90 graden

Herken je aan het teken in
de hoek.

Slide 7 - Slide

Uitleg
Begrippen:
Rechthoekige driehoek: driehoek met een rechte hoek
Rechthoekszijde: de zijdes aan de rechte hoek, altijd 2
Schuine zijde: de zijde tegenover de rechte hoek

Slide 8 - Slide

Uitleg
Let op:
- Je moet dus altijd een rechte hoek hebben in de driehoek. Anders heb je geen rechthoekszijden. 
- De letters van de driehoek gaan altijd tegen de klok in.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Wat?    opdracht 3 t/m 7 op blz. 74
Hoe?    fluisteren
Hulp?   steek je vinger op
Tijd?     ... minuten
Klaar?  nakijken -> laten zien
timer
6:00

Slide 10 - Slide

Pak je laptop en ga naar lesson up.

Slide 11 - Slide

Een rechthoekige driehoek heeft:
A
Twee rechte hoeken en één stompe hoek.
B
Heeft twee scherpe hoeken en één rechte hoek.
C
Heeft drie rechte hoeken.

Slide 12 - Quiz

Is dit een rechthoekige driehoek?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Is dit een rechthoekige driehoek?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Dit is een rechthoekige driehoek.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Schuine zijde
Rechthoekzijde
Rechthoekzijde

Slide 16 - Drag question

Welke zijn de rechthoekzijden van driehoek PQR ?
A
PQ + QR
B
QR + PR
C
PR + PQ

Slide 17 - Quiz


De Stelling van Pythagoras geldt in .....
A
Alle driehoeken
B
Gelijkzijdige driehoeken
C
Gelijkbenige driehoeken
D
Rechthoekige driehoeken

Slide 18 - Quiz

Maak de stelling van Pythagoras
+
=
Oppervlakte rechthoekzijde 1
Oppervlakte rechthoekzijde 2
Oppervlakte schuine zijde

Slide 19 - Drag question

Schuine zijde
Rechthoekzijde 
Rechthoekzijde 

Slide 20 - Drag question

Waar staat de uitkomst van de schuine zijde in het schema?
A
altijd bovenaan
B
maakt niet uit
C
altijd onderaan

Slide 21 - Quiz

Wat zijn de rechthoekszijden?
A
DE en EF
B
EF en DF
C
DF en DE
D
DE

Slide 22 - Quiz

Welke zijde is de schuine zijde?
A
EF en DF
B
DF
C
EF
D
DE

Slide 23 - Quiz

wat is/zijn hier
de schuine zijde(n)?
A
DF
B
DE
C
EF
D
DF en EF

Slide 24 - Quiz

Wat voor soort driehoeken zijn dit?
A
Gelijkbenige driehoek
B
Gelijkzijdige driehoek
C
Rechthoekige driehoek
D
Gewone driehoek

Slide 25 - Quiz

Welke driehoeken
en zijn rechthoekig?
A
1,2
B
1,2,5
C
3,4
D
2,3,4

Slide 26 - Quiz

Leerdoelcheck
1. Je kunt in een rechthoekige driehoek de rechthoekszijden en de schuine zijde benoemen.

Slide 27 - Slide

Kleine herhaling
Wat is de oppervlakte van de voorkant?

Slide 28 - Slide

Kleine herhaling
Wat is de oppervlakte van de voorkant?
0,5   26   26 = 338 cm²
Wat is de oppervlakte van de achterkant?

Slide 29 - Slide

Kleine herhaling
Wat is de oppervlakte van de voorkant?
0,5   26   26 = 338 cm²
Wat is de oppervlakte van de achterkant?
Ook 338 cm²

Slide 30 - Slide

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
Wat is de oppervlakte van de onderkant?

Slide 31 - Slide

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
Wat is de oppervlakte van de onderkant?
26   15 = 390 cm²

Slide 32 - Slide

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
Wat is de oppervlakte van de zijkant?

Slide 33 - Slide

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
Wat is de oppervlakte van de zijkant?
15   29 = 435 cm²

Slide 34 - Slide

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
15   29 = 435 cm²
15   29 = 435 cm²
Wat is de oppervlakte van de prisma?

Slide 35 - Slide

Kleine herhaling
0,5   26   26 = 338 cm²
0,5   26   26 = 338 cm²'
26   15 = 390 cm²
15   29 = 435 cm²
15   29 = 435 cm²
Wat is de oppervlakte van de prisma?
338 + 338 + 390 + 435 + 435 = 1936 cm²

Slide 36 - Slide