21/22 H2.2 Winst is winst (1)

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Economie - 2.2 Winst is winst

Terugblik vorige les

Leerdoelen par. 2.1

Aan het einde van de les weet je:

- Wat omzet en winst is en kun je hiermee rekenen.

- Wat totale, contante en variabele kosten zijn.

- Wat een aanbodlijn is en kun je hiermee rekenen en tekenen.

Om een winst of een verlies te
kunnen berekenen hebben we
veel informatie nodig.
Waar denk je dan aan?

Afzet en omzet

Afzet = het aantal producten dat je verkoopt

Afzet = aantal

Ezelsbrug —> A = A

Omzet  = opbrengst

Ezelsbrug —> O=O

Voorbeeldberekening omzet:

• je hebt 14 muffins verkocht
• ze kosten € 1,20 per stuk
• wat is je omzet?
• 14 x 1,20 = € 16,80

omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Omzet  voorbeeld

GHC verkoopt warme sjaals. Na een dag heeft GHC 10 sjaals verkocht. De sjaals kosten € 3 per stuk. Bereken de omzet op die dag.

STAPPENPLAN UITWERKING:

1. Omzet = afzet x verkoopprijs
   
2. Afzet = 10 stuks
3. Verkoopprijs = € 3
   
4. Omzet = 10 x € 3 = € 30

Inkoopwaarde

Kosten van verkochte producten. Bedrag dat is betaald om de spullen in te kopen.

Bijvoorbeeld: Een winkel koopt een sjaal in voor € 1,-

Brutowinst

Omzet                 = opbrengst = prijs x aantal verkochte artikelen

Inkoopwaarde = waarde van alle ingekochte artikelen

 Brutowinst        = Omzet - inkoopwaarde.

Omzet = € 325,- / Inkoopwaarde = € 175,- Wat is de brutowinst?

Brutowinst = Omzet - inkoopwaarde

Brutowinst  = 325 - 175 = € 150,-

Brutowinst is dé winst?

Is brutowinst het inkomen van de ondernemer?

NEE!!!!!

Naast de kosten van inkoop van spullen, heb je nog meer kosten.

Welke?

Bedrijfskosten

De kosten die een winkel moet maken om te functioneren. 

Deze kosten kunnen constant (vast) en variabel zijn.

Constante (vaste) kosten:

Kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (onafhankelijk van de omzet), bv:

- Machines

- Inventaris

- Huur

- Loon

- Verzekeringspremies

Variabele kosten (VK)

Kosten die wel afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (afhankelijk van de omzet), vb voor H&M:

- Aantal bonnetjes uit de kassa.

- Uitzendkrachten (als er ineens heel veel klanten zijn).

- transportkosten om product naar de winkel te krijgen.

- inkoopkosten van product dat je wil verkopen.

Verschil variabele en constante kosten

• Vaste kosten (constante kosten): zijn kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn onafhankelijk van de omzet)
  
• Variabele kosten: zijn kosten die wel afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn afhankelijk van de omzet) 

2.2 Winst is winst?

Afzet = alle verkochte producten (aantallen, in stuks)

Omzet = totale opbrengst (van een periode, bijv. een dag)

Inkoopwaarde (van de verkopen) = kosten van de verkochte producten

Bedrijfskosten, bestaande uit: Vaste kosten, variabele kosten, afschrijvingskosten

Winst = TO-TK (totale opbrengsten - totale kosten)

2.2: winst is winst

Omzet

Inkoopwaarde -

Brutowinst 

Bedrijfskosten -

Nettoresultaat (winst of verlies

Omzet - inkoopwaarde = Brutowinst

Brutowinst - bedrijfskosten = Nettoresultaat (winst of verlies)

Manier 1

Manier 2

Begrippen en samenvatting neem over in je schrift

TW= TO-TK

TK= C(vast)K + VK

OEFENEN

Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje.
Wat is de afzet?

1. 280
2. € 3,75
3. € 1.050

Hoe bereken je de brutowinst?

1. Omzet - Inkoopwaarde
2. Afzet x Inkoopwaarde
3. Omzet + Inkoopwaarde
4. Omzet - inkoopprijs

Inkoopwaarde = € 7 500,-
Omzet = € 11 300,-
Wat is de brutowinst?

Geef aan of het  gaat om vaste of een variabele kosten. 

Vaste kosten

Variabele kosten

Reclamekosten

Verzendkosten

Loon vast personeel

Huur

Grondstoffen

Vandaag verkoop je 280 broodjes voor € 3,75 per broodje.
Wat is de omzet?

1. 280
2. € 3,75
3. € 1.050

Qv = - 100 p + 1200, Prijs per pizza = 10 euro,
1) bereken de gevraagde hoeveelheid p. dag = Qv

De gevraagde hoeveelheid = 200 stuks,
Prijs per pizza = 10 euro, VK (variabele kosten) = 5 euro,
CK (constante kosten) = 500 euro .
2) Bereken de totale winst = TW

Stap 1: Berekenen de gevraagde hoeveelheid= Qv

Stap 2: 

Berekenen Totale winst = TW

Aanbodlijn

De aanbodcurve (aanbodlijn)

Formule:

Qa= 2500P-1250

Er is een POSITIEF verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:

- prijs stijgt -->aangeboden hoeveelheid stijgt ook

- prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid daalt ook

- In de formule zie je dat aan het +teken voor de P

- rc=      P :      Qa

QV

QA

vraaglijn

aanbodlijn

Gegeven is de volgende functie:
Q = -2p + 40. Is er sprake van een vraag- of een aanbodfunctie?

1. Vraagfunctie
2. Aanbodfunctie

maken

alle opgaven van paragraaf 2.2 (digitaal)

Aanbodlijn

Marktevenwicht

Vraaglijn van een basisproduct

Vraaglijn van een luxe product