NK, Kapitel 8, Periode 2, les 4

Willkommen,
heute ist Montag
der 23. Oktober 
Willkommen,
heute ist Dienstag
der 16. Januar
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Willkommen,
heute ist Montag
der 23. Oktober 
Willkommen,
heute ist Dienstag
der 16. Januar

Slide 1 - Slide

Lernziel(e)
1. Je kunt de modale werkwoorden en het werkwoord wissen in de tegenwoordige tijd vervoegen en gebruiken.

2. Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over kleding en uiterlijk.






Slide 2 - Slide

Programma:
Deel 1:
* Herhaling uitleg modale werkwoorden
* huiswerk nakijken
* zelfstandig werken aan Oefenblad

Deel 2:
*  Werken aan de Oefentoets online
 

Slide 3 - Slide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken
1. Maak van Kapitel 8, E, Aufgabe 18, 19, 20, 21, 22,
    24, 25, 26,
2. Maak van Kapitel 8, F, Aufgabe 30, 34, 35, online
3. Klaar? oefen woorden en grammatica met slim stampen of Studygo

Slide 5 - Slide

Modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd en wissen 

Slide 6 - Slide

Wat zijn nu modale (hulp) werkwoorden?
  • deze geven een extra betekenis aan het hoofdwerkwoord 
  • Deze modale werkwoorden kun je niet zelfstandig gebruiken,      deze komen bijna altijd samen met een ander werkwoord. 
  • Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands     zijn:  zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.



Slide 7 - Slide

Voorbeelden:
Bijv:  ik zwem                                      ich schwimme
          ik kan zwemmen                      ich kann schwimmen
          ik zal zwemmen                       ich werde schwimmen
          ik wil graag zwemmen            ich möchte schwimmen

Slide 8 - Slide

Auf Deutsch
müssen = moeten
können = kunnen
dürfen = mogen
wollen = willen
mögen = houden van/lekker vinden/iemand aardig vinden
möchten = graag willen
wissen = weten


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

müssen en sollen
Je gebruikt müssen ->  het kan niet anders
z.B. Ich muss unbedingt zum Friseur (kapper)

Je gebruikt sollen -> als iemand anders dit wil
z.B. Meine Lehrerin sagt, ich soll die Hausaufgaben machen 

Slide 18 - Slide

Zelfstandig aan het werk
1. Maak van Kapitel 8, G,  Aufgabe 43, 44, 45 online!
2. Klaar?  oefen met slim stampen grammatica en woorden.





Slide 19 - Slide

Zelfstandig aan het werk: K8
1. Maak van Kapitel 8, G, Aufgabe 43, 44, 45 online! 
2. Maak van Kapitel 8, Wiederholung online
    Aufgabe 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7
3. Klaar? oefen woorden en grammatica met slim stampen of Studygo





Slide 20 - Slide

Hausaufgaben
1. Maak van Kapitel 8, G, Aufgabe 43, 44, 45 online!
2. Maak van Kapitel 8, Wiederholung online
    Aufgabe 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7
3. Klaar? oefen woorden en grammatica met slim stampen of Studygo






Slide 21 - Slide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
1. Je kunt de modale werkwoorden en het werkwoord wissen in de tegenwoordige tijd vervoegen en gebruiken.

2. Je kunt vragen stellen en antwoorden geven over kleding en uiterlijk.

Slide 22 - Slide

Ben je goed voorbereid voor de toets van Kapitel 6?
010

Slide 23 - Poll