NK, Kapitel 8, Periode 2, les 5

Willkommen,
heute ist Montag
der 23. Oktober 
Willkommen,
heute ist Montag
der 22. Januar
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Willkommen,
heute ist Montag
der 23. Oktober 
Willkommen,
heute ist Montag
der 22. Januar

Slide 1 - Slide

Lernziel(e)
1. Je kunt in de oefentoets laten zien dat je voldoende hebt geleerd voor de toets van volgende week.





Slide 2 - Slide

Programma:
Deel 1:
* Vragen mogelijkheid
* zelfstandig werken aan het werkblad modale werkwoorden

Deel 2:
*  werken aan de oefentoets

Slide 3 - Slide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken
1. Maak van Kapitel 8, G, Aufgabe 43, 44, 45 online!
2. Maak van Kapitel 8, Wiederholung online
    Aufgabe 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7
3. Klaar? oefen woorden en grammatica met slim stampen of Studygo

Slide 5 - Slide

Modale hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd en wissen 

Slide 6 - Slide

Wat zijn nu modale (hulp) werkwoorden?
  • deze geven een extra betekenis aan het hoofdwerkwoord 
  • Deze modale werkwoorden kun je niet zelfstandig gebruiken,      deze komen bijna altijd samen met een ander werkwoord. 
  • Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands     zijn:  zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.



Slide 7 - Slide

Voorbeelden:
Bijv:  ik zwem                                      ich schwimme
          ik kan zwemmen                      ich kann schwimmen
          ik zal zwemmen                       ich werde schwimmen
          ik wil graag zwemmen            ich möchte schwimmen

Slide 8 - Slide

Auf Deutsch
müssen = moeten
können = kunnen
dürfen = mogen
wollen = willen
mögen = houden van/lekker vinden/iemand aardig vinden
möchten = graag willen
wissen = weten


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

müssen en sollen
Je gebruikt müssen ->  het kan niet anders
z.B. Ich muss unbedingt zum Friseur (kapper)

Je gebruikt sollen -> als iemand anders dit wil
z.B. Meine Lehrerin sagt, ich soll die Hausaufgaben machen 

Slide 18 - Slide

Zelfstandig aan het werk
1. Maak de oefening van het werkblad
2. Klaar?  oefen met slim stampen grammatica en woorden.





Slide 19 - Slide

Zelfstandig aan het werk: K8
1. Maak de oefentoetsen A + B
3. Klaar? oefen woorden en grammatica met slim stampen of Studygo





Slide 20 - Slide

Hausaufgaben
Oefen en leer voldoende voor de toets!

Slide 21 - Slide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
1. Je kunt in de oefentoets laten zien dat je voldoende hebt geleerd voor de toets van volgende week.

Slide 22 - Slide

Ben je goed voorbereid voor de toets van Kapitel 6?
010

Slide 23 - Poll