CG A1 Week 6 Unidad 9 13-14 Unidad 10 1 t/m4 Rocio

Caminando
  • Repaso
  • El tiempo
  • Dar consejos

El gerundio
  • aangeven dat iets aan de gang is
  • vrijetijdsactiviteiten
1 / 21
next
Slide 1: Slide
spaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Caminando
  • Repaso
  • El tiempo
  • Dar consejos

El gerundio
  • aangeven dat iets aan de gang is
  • vrijetijdsactiviteiten

Slide 1 - Slide

¿Qué tiempo hace?
Voor het weer gebruik je de werkwoorden:
  • hacer
  • hay
  • estar 
  • llover (ue) / lloviznar 
  • nevar (ie)

Slide 2 - Slide

Adviezen geven (pag. 81-9a)
Je kunt in het Spaans adviezen geven met onderstaande constructies. Je gebruikt ze in combinatie met het hele werkwoord. 
  • Se recomienda + hele werkwoord = Men beveelt aan om...
  • Es mejor + hele werkwoord = Het is beter om ...
  • Conviene + hele werkwoord = Het is raadzaam om ...
  • (No) es necesario + hele werkwoord = Het is (niet) nodig om..

Slide 3 - Slide

        Dar consejos ...

  • Se recomienda ...

  • Es mejor ...
  • (No) Conviene ...

  • (No) Es necesario ...
+ infinitivo

pasar unos días en Cusco.
llevar zapatos cómodos.
viajar en junio, julio o agosto.
hacer la ruta en cuatro días.
llevar niños a esta excursión.
llevar alimentos.  

Slide 4 - Slide

A trabajar en equipo

- Maak de kijk opdracht van de volgende slide


Slide 5 - Slide

Kijk opdracht: 
¿Cómo sobrevives al clima de Holanda?
Da consejos: 
  • Cuando hace mal tiempo                       se recomienda
  • Cuando llueve                                              (no) es necesario
  • Cuando hace mucho viento         +       conviene
  • Cuando hace frío                                         es mejor
  • Cuando hace sol

Slide 6 - Slide

Gerundio (aan het doen zijn)
De Gerundio gebruik je om te vertellen wat je op dit moment aan het doen bent of wat er aan de gang is. Je gebruikt daarvoor het werkwoord estar + gerundio

 + gerundio vorm. 
ESTAR
estoy estás está estamos estáis están

Slide 7 - Slide

Hoe maak je de Gerundio?
estar
1. estoy
2. estás                   + stam            + ando (-ar werkwoorden)
3. está                                                + iendo (-er/ir) werkwoorden              1. estamos
2. estáis
3. están

Slide 8 - Slide

Hoe maak je de Gerundio?
1. Ik ben aan het luisteren.
2. Ben jij aan het werken?                  
3. Hij is aan het voetballen.
1. Wij zijn aan het eten.
2. Wat zijn jullie aan het doen?
3. Zij zijn aan het praten. 
Estoy escuchando.
Está jugando al fútbol.
Están hablando.
¿Estás trabajando?
Estamos comiendo.
¿Qué estáis haciendo?

Slide 9 - Slide

Formas irregulares

Onregelmatige vormen

(Zie paragraaf 7.2 p.125)
decir - diciendo
venir - viniendo
pedir - pidiendo
leer - leyendo
ir - yendo
dormir - durmiendo

Slide 10 - Slide

timer
5:00

Slide 11 - Slide

Plaats van het wedererend vnmw. p.119 en120
De persoonlijke vnmw. staan meestal vóór het vervoegde werkwoord.
Me ducho. - Me he duchado. - ¿Las maletas? Ya las he hecho.

  • Bij de Gerundio kunnen de voornaamwoorden vóór estar staan ... 
  • Me estoy duchando. - Las estoy haciendo.
  • Maar ze mogen ook direct achter de Gerundio staan. Om de klemtoon te handhaven krijgt de Gerundio dan wel een accent. 
  • Estoy duchándome. - Estoy haciéndolas.

Slide 12 - Slide

WB oef. 22 p.87
oef. 25 p. 88

Beantwoord de vragen. Let daarbij op de plaats van het pers. vnmw. bij de Perfecto en de Gerundio!

1. María ¿has hecho ya las maletas? = 
    María, heb jij de koffers al ingepakt?)

a. Ja, ik heb ze al ingepakt.
b. Op dit moment ben ik ze aan het inpakken.

Perfecto
Sí, ya las he hecho. = Ja, ik heb ze al ingepakt.
No, todavía no las he hecho. = Nee, ik heb ze nog niet ingepakt.
Gerundio
En este momento las estoy haciendo.
En este momento estoy haciéndolas.
timer
7:00

Slide 13 - Slide

Importante....
Ook bij de Infinitief kunnen de voornaamwwoorden zowel vóór als achter het hele werkwoord staan.

  • Me quiero duchar. = Ik wil me douchen.
  • Quiero ducharme. = Ik wil me douchen.
  • Las quiero hacer. = Ik wil ze inpakken (de koffers)
  • Quiero hacerlas. = Ik wil ze inpakken (de koffers)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

timer
2:00
60
61

Slide 16 - Slide

¿Tienes ganas de...?
¡Buena idea!
Lo siento

Slide 17 - Slide

Oefening 3c. pag. 89. Vandaag werd de les afgezegd. Stel je klasgenoot een van deze activiteiten voor. Hij/zij reageert hierop:









1. tomar una cerveza/un café
2. ver una película en casa
3. cenar/almorzar en un restaurante mexicano
4. hacer los deberes de español
5. jugar a las cartas
6. ir a la sauna/ a la piscina
7. dar un paseo
timer
3:00

Slide 18 - Slide

¿De qué tienes ganas hoy?
zin hebben in
TENER + GANAS DE + Hele werkwoord

Voorbeeld:

Tengo ganas de quedar con mis amigos en el bar

Slide 19 - Slide

¡A trabajar en grupos!
WB Unidad 10: 1a, 7, 9

Slide 20 - Slide

Deberes/huiswerk
                                  
Reglas y sistemas Unidad 9
             Werkboek hoofdstuk 10: oefeningen 
1b, 5, 6, 8, 10 & 12

Slide 21 - Slide