Grammatica & spelling bijvoeglijk naamwoord en ww spelling

bijvoegelijk naamwoord
- Aan het einde van de les kent de leerling de regels voor de spelling van drie verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
- Aan het einde van de les kan de leerling in diverse oefeningen laten zien dat hij de regels correct kan toepassen.
- Aan het einde van de les heeft de leerling geoefend met woordsoorten.

1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

bijvoegelijk naamwoord
- Aan het einde van de les kent de leerling de regels voor de spelling van drie verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
- Aan het einde van de les kan de leerling in diverse oefeningen laten zien dat hij de regels correct kan toepassen.
- Aan het einde van de les heeft de leerling geoefend met woordsoorten.

Slide 1 - Slide

Lees de tekst en let op de bijvoeglijke naamwoorden

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden
wat weet je erover?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van een voltooid deelwoord

Slide 5 - Mind map

Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Slide 6 - Mind map

 tijdschrift of krant/folder
Zoek vier gewone bijvoeglijke naamwoorden
Zoek vier stoffelijk bijvoegelijke naamwoorden
Zoek vier bijvoeglijke naamwoorden afgeleid van een voltooid deelwoord

Noteer niet de uitgang!!

Slide 7 - Slide

Schrijf vier stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden

Slide 8 - Open question

Schrijf vier gewone bijvoeglijke naamwoorden

Slide 9 - Open question

Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 10 - Open question

Woordbenoemen
Je kunt aan het eind van de les de volgende woorden benoemen: 
  • lidwoorden
  • zelfstandig naamwoorden
  • bijvoeglijk naamwoorden
  • werkwoorden
  • persoonlijke voornaamwoorden
  • voorzetsels
  • aanwijzend voornaamwoorden
  • betrekkelijk voornaamwoorden



Slide 11 - Slide

Noem een
zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Video

Wat zijn zelfstandig naamwoorden volgens het filmpje?
A
mensen, dieren, meubels
B
mensen, dieren, planten
C
mensen, de zon en dieren
D
mensen, dieren, dingen, natuurverschijnselen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin: "Ik vind het erg leuk om op wintersport te gaan."
A
ik
B
erg
C
leuk
D
wintersport

Slide 16 - Quiz

Wat is het lidwoord in de zin: "De kerstvakantie duurt twee weken."
A
de
B
duurt
C
twee

Slide 17 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord(en) in de zin: "In deze lange vakantie ga ik heel veel doen."
A
deze
B
lange
C
heel
D
veel

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin: "Ben jij wel eens op wintersport vakantie geweest?"
A
ben
B
jij
C
wintersport
D
geweest

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Bezittelijk voornaamwoord(bez. vnw)

Slide 22 - Slide

De mooie kaart wordt geschreven.
mooie =
A
ww
B
lw
C
znw
D
bnw

Slide 23 - Quiz

De fietsen staan op het schoolplein.
fietsen =
A
znw
B
bnw
C
ww
D
vz

Slide 24 - Quiz

Zijn fiets is vorige week gestolen.
zijn =
A
bez. vnw
B
pers. vnw
C
bnw
D
werkwoord

Slide 25 - Quiz

De verhuisauto stopt voor ons nieuwe huis.
Ons =
A
lw
B
pers. vnw
C
bez. vnw
D
bnw

Slide 26 - Quiz

Marleen is haar sleutels kwijt.
Marleen =
A
bnw
B
znw
C
lw
D
ww

Slide 27 - Quiz

Opa stapt in een oude auto.
bnw =?
A
auto
B
opa
C
oude
D
een

Slide 28 - Quiz

Heiko maakt van zijn afval een vliegtuigje.
znw =
A
vliegtuigje
B
Heiko
C
een
D
afval

Slide 29 - Quiz

Welk onderdeel vind jij nog lastig?
A
lidwoorden
B
zelfstandig naamwoorden
C
bijvoeglijk naamwoorden
D
werkwoorden

Slide 30 - Quiz

Werkwoordspelling

Slide 31 - Slide

Schrijf zoveel mogelijk voltooid deelwoorden op.

Slide 32 - Mind map

Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?

Slide 33 - Open question

Wat doe je als je het niet kunt horen, omdat zowel een 't' als een 'd' goed klinkt?

Slide 34 - Open question

't Sexy Fokschaap

Slide 35 - Slide





Let op! Soms lijkt een werkwoord op een voltooid deelwoord, maar dan is het de persoonsvorm.

Slide 36 - Slide

Volgende slide: 'In welke zinnen is het rode woord een voltooid deelwoord?'


Slide 37 - Slide



1. Ik heb een groene pen gebruikt.
2. Hij gebruikt altijd een groene pen.
3. Het gebeurt erg vaak.
4. Het is erg vaak gebeurd.
5. Hij heeft zijn auto verkocht.
6. Hij verkocht gisteren zijn auto.

Slide 38 - Slide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 39 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 40 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 41 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant

Slide 42 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 43 - Quiz

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 44 - Quiz

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt

Slide 45 - Quiz

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 46 - Quiz

Welke drie dingen heb je geleerd tijdens deze les?

Slide 47 - Open question

Welke dingen begreep je nog niet zo goed?

Slide 48 - Open question

Werkwoordspelling

Slide 49 - Slide

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 50 - Open question