H5B Nederlands examentraining

Leerdoel
1. Je weet wat het eindexamen Nederlands inhoudt.
2. Je weet welke verschillende soorten vragen op het examen voorkomen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoel
1. Je weet wat het eindexamen Nederlands inhoudt.
2. Je weet welke verschillende soorten vragen op het examen voorkomen.

Slide 1 - Slide

Leesvaardigheid

Slide 2 - Mind map

Argumentatie

Slide 3 - Mind map

Kerndoelen en eindtermen
Er zijn verschillende domeinen:
A - leesvaardigheid
B - mondelinge taalvaardigheid
C - schrijfvaardigheid
D - argumentatieve vaardigheden
E - literatuur
F - oriëntatie op studie en beroep

Slide 4 - Slide

Kerndoelen en eindtermen
Centraal examen (CE of CSE) - A en D
Schoolexamen (SE) - alle domeinen

Slide 5 - Slide

Welke vaardigheden zijn bij welke toetsen aan bod gekomen?

Slide 6 - Open question

Welke vaardigheid of vaardigheden beheers je het best?

Slide 7 - Open question

CE Nederlands
- Meestal één lange tekst en drie wat kortere teksten.
- De tekst kunnen over andere onderwerpen gaan, maar soms gaan er twee of meer teksten over hetzelfde onderwerp. De onderwerpen zijn vaak maatschappelijk van aard.
- Bronnen zijn vaak de zogenaamde kwaliteitskranten en -tijdschriften.
- De tekstsoorten kunnen zijn: informatieve, beschouwende of betogende teksten.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Algemene aanpak

Slide 10 - Slide

Betekenis van woorden
1. Betekenis halen uit de context:
- synoniem
- omschrijving
- voorbeeld
- een woord met de tegengestelde betekenis
2. Herkenning van een deel van het woord
3. Woordenboek

Slide 11 - Slide

Correct taalgebruik

Slide 12 - Slide

Soorten vragen op basis van inhoud
1. Tekstsoort, schrijfdoel
2. Hoofdgedachte, samenvatten
3. Tekststructuur
4. Functies van tekstgedeelten
5. Betekenis van een tekst(gedeelte)
6. Argumentatie

Slide 13 - Slide

Soorten vragen op basis van vorm
1. Citeervragen
2. Meerkeuzevragen
3. Open  vragen (kort)
4. Open vragen (uitgebreid)
5. Schematische vragen

Slide 14 - Slide

Opdracht - stap 1
Lees de tekst op blz. 210/211 globaal.
Bepaal aan de hand daarvan:
- tekstsoort
- schrijversdoel
- onderwerp
- hoofdgedachte
Bespreek met een van je klasgenoten.

Slide 15 - Slide

Welke tekstsoort is dit en wat zou het doel van de schrijver kunnen zijn? Hoe hebben jullie dat kunnen vaststellen?

Slide 16 - Open question

Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte? Hoe hebben jullie beide vastgesteld?

Slide 17 - Open question

Opdracht - stap 2
Lees de tekst nu nauwkeurig. Lees bij de aanpak op blz. 208 hoe je dat zou moeten doen (een kopie van de tekst wordt uitgedeeld).

Slide 18 - Slide

Opdracht - stap 3
Beantwoord de vragen op blz. 212/213.
Lees ook eerst de aanpak op blz. 208.

Slide 19 - Slide

Opdracht na nauwkeurig lezen
Bepaal per alinea wat er wordt verteld of wat de functie is. Schrijf het zo kernachtig mogelijk op.

Slide 20 - Slide

Opdracht
1. Noem de drie belangrijkste tekstsoorten.
2. Benoem per tekstsoort de belangrijkste kenmerken.
3. Welke schrijfdoelen zijn er?
4. Wat is de hoofdgedachte van een tekst en waar vind je deze meestal?
5. Welke tekststructuren zijn er? Welke structuur is belangrijk voor het betoog?
6. Welke functies kunnen tekstdelen hebben? Op wat voor woorden moet je letten om de functie te kunnen bepalen?

Slide 21 - Slide

Functiewoorden
afweging                              uitweiding                      paradox                       uitdiepen
bevinding                             aanleiding                      strekking                     weerlegging
kanttekening                      actieplan                        voorwaarde                 relativeren
ketenargumentatie         bevinding                       aanbeveling                opsomming
nuancering                          constatering                 aanvaardbaar            voorbehoud
randvoorwaarde                controversieel             beschouwing             redenering
relativering                           karakterisering           bewijsvoering
ontkenning                           ontkrachting               verzwegen argument

Slide 22 - Slide

Argumentatie
Welke onderdelen van de argumentatieleer worden in Kern behandeld?
Welk onderdeel begrijp je al?
Welk onderdeel vind je lastig?

Slide 23 - Slide

Opdracht
Onderstreep de volgende woorden:
- woorden die te maken hebben met het sociaal leenstelsel en 
- woorden die een duidelijke mening aangeven.

Beantwoord de vragen bij tekst 2 van het examen 2018, tijdvak 1, blz. 141 t/m 143 (vraag 11 t/m 24).
Is ook huiswerk voor maandag 20 december.

Slide 24 - Slide

CE Nederlands

Slide 25 - Mind map