cohort 2021 semana 8.1 verbos reflexivos

semana 8.1         hoy es lunes
Programa de hoy

schrijfopdrachten kerstvakantie?
extra luisteropdracht: en el restaurante
verbos reflexivos
Boek 137, 138, 139



1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

semana 8.1         hoy es lunes
Programa de hoy

schrijfopdrachten kerstvakantie?
extra luisteropdracht: en el restaurante
verbos reflexivos
Boek 137, 138, 139



Slide 1 - Slide

Verbos reflexivos

Slide 2 - Slide

VERBOS REFLEXIVOS
  • Wederkerende werkwoorden eindigen altijd op -se
  • Stap 1: Om ze te vervoegen haal je -se eraf en dan hou je een werkwoord over dat eindigt op -ar/-er of -ir, bijvoorbeeld: lavarse = zich wassen.
  • Stap 2: Vervoeg het werkwoord zoals je geleerd hebt en plaats de juiste uitgang achter de stam.
  • Stap 3: zet nu het wederkerend voornaamwoord ervoor: me, te, se, nos, os, se 

Slide 3 - Slide

El presente         verbos reflexivos

Slide 4 - Slide

Levantarse
Ducharse
Salir
Coger
Estudiar
Comenzar 
Comer
Tener
Regresar
Estudiar
Cenar 

Los verbos reflexivos 

Slide 5 - Slide

Maak 5 zinnen met de verbos reflexivos 

Slide 6 - Slide

Libro p. 138, 139, 140
maken: 7.15, 7.16, 7.18

huiswerk leren werkwoorden 7.16 en 7.17

Slide 7 - Slide

¿A qué hora te acuestas?
Reguetón
A
Se acuesta a las once.
B
Me acosto a las once.
C
Te acostas a las once.
D
Me acuesto a las once.

Slide 8 - Quiz

Yo...... a las once de la noche.
A
te acuestas
B
se acuesta
C
nos acostamos
D
me acuesto

Slide 9 - Quiz

¿Qué significa 'ik sta op' ?
A- yo levanto
B- te levantas
C- me levanto
A
yo levanto
B
te levantas
C
me levanto

Slide 10 - Quiz

Ana ...............(levantarse)
muy temprano todos los días.
A
levanta
B
te levantas
C
me levanto
D
se levanta

Slide 11 - Quiz

¿A qué hora (tú).........?
A
me levanto
B
te levanta
C
te levantas
D
se levanta

Slide 12 - Quiz

Los fines de semana yo.......(levantarse) a las diez de la mañana.
A
levanto
B
te levantas
C
me levanto
D
se levantan

Slide 13 - Quiz

¿Qué hace el chico?
A
Él se lava las manos.
B
Él se cepilla los dientes.
C
Él se viste.
D
Él se ducha.

Slide 14 - Quiz

en resumen:Verbos reflexivos
Waaraan herken je een wederkerend werkwoord?


Hoe vervoeg je een wederkerend werkwoord?


eindigt op -se
-se eraf halen, daarna de uitgang eraf halen. 
Vervolgens me, te, se, nos, os, se ervoor zetten. 

Slide 15 - Slide