Los verbos reflexivos

UNIDAD 9
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

UNIDAD 9

Slide 1 - Slide

Los verbos refexivos: de wederkerende werkwoorden

Slide 2 - Slide

Verbos reflexivos zijn wederkerende werkwoorden:

in het Spaans  bijv.     :        lavarse

in het Nederlands      :        zich wassen

                      De vervoeging:

yo  me lavo                                       ik was me

te lavas                                         jij wast je

él, ella,usted se lava                       hij, zij, u wast zich

nosotros nos lavamos                   wij wassen ons

vosotros os laváis                            jullie wassen je

ellos, ellos, ustedes se lavan        zij wassen zich

Slide 3 - Slide

OJO
  • Sommige werkwoorden zijn in het Spaans wel wederkerend en in het Nederlands niet: despertarse (wakker worden) levantarse (opstaan)
  • Sommige wederkerende werkwoorden hebben ook een stamklinkerwisseling: despertarse (ie), acostarse (ue) (naar bed gaan), vestirse(e/i) (zich aankleden)
  • Alléén werkwoorden die eindigen op -se zijn wederkerend, pas dus op dat je niet overal me, te, se etc. voor gaat zetten!!!

Slide 4 - Slide

Verbos irregulares- Hacer, jugar, salir






Los verbos reflexivos - wederkerende werkwoorden eindigen op een -se. Ze worden met wedekerende voornaamwoorden vervoegd. 
Blz. 60

Levantarse
Me levanto a las seis. 
 
ducharse
Me ducho a las siete

Acostarse
Me acuesto a las nueve.



Slide 5 - Slide

een aantal verbos reflexivos:

llamarse= heten                          acostarse=naar bed gaan

levantarse=opstaan                   vestirse=z.aankleden         

afeitarse= z.scheren                   lavarse=z.wassen

ducharse=z.douchen                divertirse=z.vermaken

irse=weggaan                             aburrirse=z.vervelen

relajarse=z.ontspannen

encontrarse con=ontmoeten



Slide 6 - Slide

Soy Elisa

Hola:

Me llamo Elisa. Siempre me levanto a las 7 y después me ducho. Después del desayuno me voy a la escuela. Delante de la escuela me encuentro con mis amigas.

Slide 7 - Slide

Nu jij : Zet de juiste vorm van Llamarse in de volgende zinnen:

1. ¡Hola! (yo / Llamarse)_____ ____________Laura. Mi hermana ( ella/Llamarse)____ __________ Paula.
2. Mi madre (ella / Llamarse) ___ _________ Carmen y mi padre (él/ Llamarse)___ ______________Ricardo.
3. Tenemos dos perros (ellos/Llamarse)___ __________ Cro y Queta
4 ¿Cómo ( tú/ Llamarse)___ _____?
5 ¿Vosotros ( Llamarse)_____ ___________ Ramiro y Marta?

Slide 8 - Open question

en nu met 'Levantarse':
1. Rutger (él)___ _________ a las siete y media de la mañana.
2. Cuando tengo una pregunta (yo) ___ __________ la mano.
3. El fin de semana (vosotros)___ ___________ muy tarde.
4. ¿ A qué hora ______ ________, tú?

Slide 9 - Open question

Maak de eerste 2 oefeningen van de website die je op de volgende pagina kunt openen en controleer zelf je antwoorden. Heb je veel fouten neem dan na de les contact op !

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

kijk naar de volgende herhaling

Slide 12 - Slide

0

Slide 13 - Video