- Zorg ervoor dat je weet wat een werkwoord is.
- Zorg ervoor dat je het verschil kent tussen de persoonsvorm,
de infinitief (hele werkwoord), het voltooid deelwoord en het
onvoltooid deelwoord.
- Zorg ervoor dat je werkwoorden kunt herkennen.
- Het verschil tussen het zelfstandig werkwoord en het
hulpwerkwoord hoef je niet te kennen.