H4 woordenschat & taalverzorging

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent:
Dit dopje past niet op de fles.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
kijken of het de vereiste maat heeft
C
niet buiten het kader vallen
D
geschikt zijn: goed passen bij een goede combinatie vormen met

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 4

zich voor de geest halen (In gedachten voor zich zien)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welk homoniem past in de zin?

Het geld dat ik in de vakantie verdiend heb, heb ik vandaag op mijn bankrekening gestort.

______
A
gedumpt
B
gezet

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welk homoniem past in de zin?

De douane neemt bij een controle veel pillen in.

______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Verwijswoorden!!!


HUNNIE hebben het gedaan!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

wat zijn verwijswoorden ?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

meervoud met -s
meervoud met 's 
computerruimte
dikkerd
dollarteken
dvd
etui
fotostudio
gnoe
grasmaaier
heren-wc
kaastosti
lesmethode
oppasoma
poppetje
selectie
suggestie
tiara
ufo
USB-stick

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Wat moet je doen om een afkorting in het meervoud te zetten?

Slide 17 - Open question

's achter het woord zetten
Soms is er alleen maar een enkelvoud of een meervoud. Geef een voorbeeld.

Slide 18 - Open question

Woorden als:
- melk
- koffie
Wat is goed?
A
groenten
B
groentes
C
allebei goed
D
allebei fout

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is goed?
A
tweën
B
tweeën
C
twëen
D
tweëen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Datum wordt in het meervoud datums of data.
Het meervoud van centrum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 21 - Open question

centrums of centra
Zeeman wordt in het meervoud zeemannen, zeelui of zeelieden.
Het meervoud van vakman wordt dus
_________, _________ of _________ .

Slide 22 - Open question

vakmannen, vaklui of vaklieden
Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 24 - Open question

This item has no instructions