Ontleden 2F1

• NT2
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Hij heeft geen zin om zijn huiswerk te maken ........... doet hij het

1. toch
2. vanwege
3. dus
4. ook

Je kunt hier allerlei sporten doen ............ fitness, yoga en dansen.

1. zoals
2. verder
3. daarnaast
4. kortom

Huiswerk maken is stom!

1. een argument
2. een mening
3. een feit

Het is erg koud buiten ........ je moet handschoenen dragen als je gaat fietsen.

1. want
2. zo
3. echter
4. dus

De les gaat niet door ......... de docent ziek is.

1. want
2. omdat
3. immers
4. namelijk

Welke zin is niet goed?

1. Hij gaat Netflixen omdat hij heeft geen huiswerk.
2. Hij is moe omdat hij heel veel gesport heeft.
3. Hij is blij want het is bijna vakantie.
4. Hij heeft veel geld verdiend want hij heeft veel gewerkt.

........ de regen gaat de sportdag niet door.

1. Kortom
2. Vanwege
3. Allereerst
4. Dus

Noem 3 signaalwoorden van opsomming

'dus' en 'kortom' zijn signaalwoorden van .......

1. opsomming
2. tegenstelling
3. conclusie
4. reden

'Immers' is een signaalwoord van ....

1. tegenstelling
2. opsomming
3. reden
4. conclusie

Welk rijtje is correct?

1. ook, verder, omdat
2. zoals, bovendien, dus
3. integendeel, want, namelijk
4. maar, echter, daarentegen