1. Welke 4 productiefactoren zijn er?
2. Geef een voorbeeld van een geldstroom die niet in het model staat maar er in de werkelijkheid wel is.
3. Wat is een macro-economische identiteit?
4. Op welke 2 manieren kun je Y berekenen?
4. Hoe bereken je het saldo op de lopende rekening?
5. Hoe bereken je het nationaal spaarsaldo?