betoog 1 - retorica en argumenten

Welkom H4C!
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: agenda, schrift en pen.
Telefoon op stil & in je tas.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom H4C!
Ga rustig zitten.
Pak je spullen: agenda, schrift en pen.
Telefoon op stil & in je tas.

Slide 1 - Slide

Doel
  • Ik weet hoe je een betoog écht overtuigend maakt.

Wat gaan we doen? (50 min.).
  • planning blok 3                   5 min.
  • startopdracht                    15 min.
  • uitleg retorica                     15 min.
  • (huis-)werk                          10 min
  • doel bereikt?                       5 min.

Slide 2 - Slide

Blok 3
  • inleveren opdracht boek 2&3 (13 februari)
  • betoog schrijven (toetsweek 3)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

startopdracht
Je bent op een feestje en je hebt met je ouders afgesproken dat je om twaalf uur thuis bent. Om half twaalf begint het net heel gezellig te worden en je hebt echt geen zin om straks al naar huis te gaan. Je besluit je ouders te bellen met de vraag of je een uur langer mag blijven.

  • Schrijf in tweetallen een minispeech uit die je houdt als je één van je ouders aan de lijn krijgt. Probeer zo overtuigend mogelijk te zijn, want je wilt uiteraard je zin krijgen.

timer
10:00

Slide 5 - Slide

Hoe overtuig je je ouders?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

retorische driehoek
  • ETHOS: spreker;  je moet geloofwaardig overkomen; het publiek moet je betrouwbaar vinden en je moet uitstralen dat je verstand van zaken hebt.
  • LOGOS: boodschap/verhaal; je verhaal moet kloppen; je moet goede argumenten of bewijzen gebruiken zodat je overtuigend bent.
  • PATHOS: publiek; je probeert je publiek te emotioneren, bijv. door het kwaad te maken, door medelijden te wekken, door het bang of juist hoopvol te maken. Je speelt dus in op gevoelens van je publiek.

Slide 8 - Slide

Ik ga liever naar de supermarkt dan naar de groenteboer, want de supermarkt is dichterbij.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 9 - Quiz

twee soorten argumenten
  1. feitelijk (objectief)
    Ik ga liever niet naar de Efteling, want het regent. 
  2. waarderend (subjectief)
    Ik ga liever niet naar de Efteling, want Walibi is leuker.

Slide 10 - Slide

'Op de middelbare school moeten leerlingen elke dag twee uur gym hebben.'



VOOR / TEGEN

Slide 11 - Slide

werk alleen 
  • Lees blz. 192
  • Maak opdracht 1 in je boek
  • Maak opdracht 2 netjes leesbaar in je schrift

Klaar?
  • lees blz. 193
  • maak opdr. 3 en 4 (hw. maandag)

timer
1:00

Slide 12 - Slide

Doel bereikt?

  1. Wat wordt bedoeld met ‘retorica’?
  2. Waarom is het belangrijk dat je dit leert?
  3. Wat betekenen de begrippen ethos, pathos en logos?

Onderwerp oefenbetoog?

Slide 13 - Slide