Persoonlijke en Bezittelijke Voornaamwoorden

Persoonlijke en Bezittelijke Voornaamwoorden
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Persoonlijke en Bezittelijke Voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les zul je het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden van de derde persoon in het Nederlands weten en in staat zijn om deze voornaamwoorden correct te gebruiken en te spellen.

Slide 2 - Slide

Introduceer het leerdoel van de les en leg uit wat de studenten zullen leren.
Wat weet je al over persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen of dieren en zijn afhankelijk van hun rol in de zin. Bijvoorbeeld: hij, zij, het, hen.

Slide 4 - Slide

Leg uit wat persoonlijke voornaamwoorden zijn en laat voorbeelden zien.
Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan wie iets bezit. Bijvoorbeeld: zijn, haar, hun.

Slide 5 - Slide

Leg uit wat bezittelijke voornaamwoorden zijn en laat voorbeelden zien.
Persoonlijke voornaamwoorden - Enkelvoud
Enkelvoudige persoonlijke voornaamwoorden zijn: hij, zij, het. Bijvoorbeeld: Hij gaat naar het park.

Slide 6 - Slide

Laat zien wat enkelvoudige persoonlijke voornaamwoorden zijn en hoe ze in zinnen worden gebruikt.
Persoonlijke voornaamwoorden - Meervoud
Meervoudige persoonlijke voornaamwoorden zijn: zij, ze, hen. Bijvoorbeeld: Zij gaan naar het park.

Slide 7 - Slide

Laat zien wat meervoudige persoonlijke voornaamwoorden zijn en hoe ze in zinnen worden gebruikt.
Bezittelijke voornaamwoorden - Enkelvoud
Enkelvoudige bezittelijke voornaamwoorden zijn: zijn, haar, zijn. Bijvoorbeeld: Zijn fiets staat daar.

Slide 8 - Slide

Laat zien wat enkelvoudige bezittelijke voornaamwoorden zijn en hoe ze in zinnen worden gebruikt.
Bezittelijke voornaamwoorden - Meervoud
Meervoudige bezittelijke voornaamwoorden zijn: hun, hun, hun. Bijvoorbeeld: Hun huis is groot.

Slide 9 - Slide

Laat zien wat meervoudige bezittelijke voornaamwoorden zijn en hoe ze in zinnen worden gebruikt.
Oefenen: Persoonlijke voornaamwoorden
Vul de ontbrekende persoonlijke voornaamwoorden in: __ gaat naar het park. __ gaan naar de bioscoop.

Slide 10 - Slide

Laat de studenten oefenen met het invullen van ontbrekende persoonlijke voornaamwoorden.
Oefenen: Bezittelijke voornaamwoorden
Vul de ontbrekende bezittelijke voornaamwoorden in: __ fiets staat daar. __ huis is groot.

Slide 11 - Slide

Laat de studenten oefenen met het invullen van ontbrekende bezittelijke voornaamwoorden.
Welke voornaamwoorden passen bij deze zinnen?
Geef aan welk persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord past bij de zin. Bijvoorbeeld: _______ gaat naar het park. Antwoord: Hij.

Slide 12 - Slide

Laat de studenten oefenen met het kiezen van het juiste persoonlijke of bezittelijke voornaamwoord.
Persoonlijke en Bezittelijke Voornaamwoorden
Wat is het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 13 - Slide

Vraag de studenten om uit te leggen wat het verschil is tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Hoe gebruik je persoonlijke voornaamwoorden?
Hoe gebruik je persoonlijke voornaamwoorden in een zin?

Slide 14 - Slide

Vraag de studenten om uit te leggen hoe persoonlijke voornaamwoorden in een zin worden gebruikt.
Hoe gebruik je bezittelijke voornaamwoorden?
Hoe gebruik je bezittelijke voornaamwoorden in een zin?

Slide 15 - Slide

Vraag de studenten om uit te leggen hoe bezittelijke voornaamwoorden in een zin worden gebruikt.
Schrijf een paar zinnen
Laat de studenten een paar zinnen schrijven met behulp van persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 16 - Slide

Laat de studenten oefenen met het schrijven van zinnen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Samenvatting
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen of dieren, terwijl bezittelijke voornaamwoorden aangeven wie iets bezit. Enkelvoudige persoonlijke voornaamwoorden zijn: hij, zij, het. Meervoudige persoonlijke voornaamwoorden zijn: zij, ze, hen. Enkelvoudige bezittelijke voornaamwoorden zijn: zijn, haar, zijn. Meervoudige bezittelijke voornaamwoorden zijn: hun, hun, hun.

Slide 17 - Slide

Geef een samenvatting van de les en herhaal de belangrijkste informatie.
Einde van de Les
Bedankt voor het volgen van deze les over persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden!

Slide 18 - Slide

Sluit de les af en geef eventueel huiswerk op.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 20 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 21 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.