Week 3B - P2 - De Franse Revolutie

Hoofdstuk 6
Nieuwe ideeën, nieuwe tijden

Paragraaf 3: .  De Franse Revolutie
Welkom bij geschiedenis!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6
Nieuwe ideeën, nieuwe tijden

Paragraaf 3: .  De Franse Revolutie
Welkom bij geschiedenis!

Slide 1 - Slide

Onze afspraken
  1. In onze klas mag je altijd een vraag stellen. 
  2. Rust in de klas                                        - Als ik uitleg -> stilte.                          - Geconcentreerd werken -> stilte
  3. Telefoon, jassen, petten en AirPods zijn niet zichtbaar zonder mijn toestemming. 
  4. Vertrouwen

Slide 2 - Slide

Lesplanning
  • Lesdoelen
  • Herhaling en vragen
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoel vragen
  • bespreken lesdoelen
Lesplanning en huiswerk

Lesdoelen en opdracht

Oefenvragen

Instructie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Huiswerk

Maken: §4 t/m 7d af
Leren: §4
Wanneer inleveren:   Voor de volgende les
Waar inleveren:           tijdvoorgeschiedenis.nl

  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 4 - Slide

Lesdoelen

  • Je kunt uitleggen waarom de bestorming van de Bastille ontstaat.
  • Je kunt de hoofdlijnen van de Franse Revolutie tussen 1789 en 1799 beschrijven.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 5 - Slide

Frankrijk is nu een republiek, wat is een republiek?
A
Een republiek is een land zonder burgers
B
Een republiek is een land zonder geloof
C
Een republiek is een land zonder koning
D
Een republiek is een land zonder armoede

Slide 6 - Quiz

Wie weigerden belastingen te betalen en vonden dat het de verantwoordelijkheid van het volk was?
A
De staatskas
B
Versailles
C
Het volk
D
Adel en geestelijkheid

Slide 7 - Quiz


Wat was geen stand uit de standenmaatschappij?
A
Adel
B
Geestelijken
C
Boeren
D
Bourgeoisie

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN reden voor de lege staatskas en toenemende staatsschuld?
A
Het luxe hofleven in Versailles
B
Adel en geestelijkheid weigerden belastingen te betalen
C
Verschillende oorlogen
D
Het geld werd minder waard door tegenvallende handel.

Slide 9 - Quiz

Wat waren de belangrijkste redenen voor ontevredenheid onder burgers?
A
Gebrek aan inspraak in het bestuur, ongelijke rechtspraak, gebrek aan aandacht voor de handel
B
Alle standen hadden dezelfde rechten en kansen
C
Privileges van de 1e en 2e stand, vrijstelling van belastingen, herendiensten
D
Overvloedige aandacht voor de handel

Slide 10 - Quiz

Wat betekent Ratio?
A
Onwetendheid
B
Gezond verstand
C
Bijgeloof
D
Natuurwetten

Slide 11 - Quiz

Wat is een van de doelen van de overheid in relatie tot wetenschap?
A
Beperken van wetenschappelijke vooruitgang
B
Promoten van bijgeloof
C
Stimuleren van nieuwe onderzoeksmethoden en wetenschappelijke instrumenten
D
Ontmoedigen van natuurstudie

Slide 12 - Quiz

Hoe vergeleek Voltaire God?
A
Voltaire vergeleek God met een horlogemaker.
B
Voltaire vergeleek God met een leraar.
C
Voltaire vergeleek God met een koning.
D
Voltaire vergeleek God met een boer.

Slide 13 - Quiz

Wat was de visie van Erasmus op het christendom?
A
Erasmus vond dat het christendom nog rijker moest worden.
B
Erasmus vond dat het christendom niets hoefde te veranderen.
C
Erasmus vond dat het christendom af moest van rijkdom en terug moest naar de basis.
D
Erasmus vond dat het christendom de basis moest negeren.

Slide 14 - Quiz

Waarom vluchtten filosofen naar de Republiek?
A
Politieke onrust
B
Economische kansen
C
Religieuze onderdrukking
D
Gewetensvrijheid

Slide 15 - Quiz

Wat waren herendiensten?
A
Geen arbeid voor de landheer
B
Vrijwillige arbeid voor de landheer
C
Betaalde arbeid voor de landheer
D
Verplichte, onbetaalde arbeid voor de landheer

Slide 16 - Quiz

standenmaatschappij is
A
een maatschappij waar iedereen gelijke rechten heeft
B
Een maatschappij die is opgedeeld in twee standen; Vrije rijke mensen en arme niet rijke mensen.
C
Een maatschappij die is opgedeeld in drie standen: , Geestelijkheid, Adel en Burgers
D
Ee maatschappij die bestaat uit Adel, Geestelijken, boeren en burgers, maar de koning is de baas

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurde er met het leger door te weinig investeringen?
A
Het leger werd sterker
B
Het leger werd goed uitgerust
C
Het leger raakte verzwakt
D
Het leger werd gereorganiseerd

Slide 18 - Quiz

Welke groep had veel politieke macht en zorgde ervoor dat wetten van de koning niet overal werden doorgevoerd?
A
Geestelijken
B
Adel
C
Ambtenaren
D
Leger

Slide 19 - Quiz

Sleep de onderdelen van de standensamenlevingnaar de juiste plek.  
Geestelijken
Edelen
Boeren en burgers
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 20 - Drag question

Wat is een grondrecht?
A
Een wet waar iedereen zich aan moet houden.
B
Een recht van de burgers wat bij wet is vastgelegd.
C
Een recht wat op de grond is uitgevonden.
D
Het niet betalen van belasting voor de edelen.

Slide 21 - Quiz

Welke drie machten kennen wij in onze democratische rechtsstaat?
A
Rechtsmacht, Politieke macht en Presidentiële macht
B
Uitvoerende macht, wetgevende macht en rechterlijke macht
C
Uitvoerende macht, controlerende macht en instemmende macht
D
Democratische macht, controlerende macht, rechtstatelijke macht

Slide 22 - Quiz

Wat is het doel van de scheiding der machten?
A
Er voor zorgen dat niemand teveel macht heeft
B
Er voor zorgen dat mannen niet teveel macht hebben
C
Er voor zorgen dat iedereen mag stemmen
D
Er voor zorgen dat de rechter de meeste macht heeft

Slide 23 - Quiz

Wat zijn de grondrechten volgens John Locke?
A
Recht op religie, Recht op onderwijs, Recht op gezondheid
B
Recht op vrijheid, Recht op leven en Recht op bezit
C
Recht op veiligheid, Recht op werk, Recht op privacy
D
Recht op macht, Recht op rijkdom, Recht op gelijkheid

Slide 24 - Quiz

Wat is een revolutie?
A
Een kleine verandering waar veel mensen mee te maken hebben.
B
Een kleine verandering waar weinig mensen mee te maken hebben.
C
Een grote verandering waar weinig mensen mee te maken hebben.
D
Een grote verandering waar veel mensen mee te maken hebben.

Slide 25 - Quiz

Wat is Continuiteit
A
Een situatie waarin alles hetzelfde blijft
B
Een situatie waarin dingen anders verlopen
C
Een situatie waarin dingen niet lopen zoals geplanned
D
Een situatie waarin dingen lopen zoals geplanned

Slide 26 - Quiz

Wat is centralisatie?
A
Besturen vanuit één plek
B
Zelfvoorzienend
C
Feodalisme
D
Overal dezelfde wetten

Slide 27 - Quiz

Wat is het absolutisme?
A
De koning heeft alle macht en hoeft enkel verantwoording af te leggen aan God
B
De koning heeft alle macht, ministers zijn er om te adviseren
C
De koning laat de adel in Versailles wonen om zo zijn macht uit te oefenen
D
De koning kan alleen beslissen om oorlogen te voeren

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Video

Revolutie!
  • Opstanden in 1789 
  • Staten Generaal bijeen (inspraak van de standen)
  • 1e en 2e stand in de meerderheid
  • Burgers zijn het er niet mee eens
  • Nationale vergadering
  • Lodewijk in Paniek
Begrippen:
  • Staten Generaal
  • Nationale vergadering
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 30 - Slide

Revolutie!
  • Burgers komen in opstand
  • Bestorming Bastille
  • Gevangenen bevrijd en Wapens gestolen
Begrippen:
  • Grondrechten
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 31 - Slide

Volk aan de macht
  •  De Verklaring van de rechten van de Mens en Burger
  • De Nationale Vergadering schreef een grondwet:
  1. De macht van de koning werd beperkt. De koning mocht alleen nog ministers benoemen, maar geen wetten meer maken.
  2. Wetten en wetsvoorstellen werden door de Nationale Vergadering geschreven.
  3. Volledige gelijkheid ontbrak nog in de nieuwe grondwet. Alleen burgers die voldoende belasting betaalden, mochten mensen kiezen die in de Nationale Vergadering zouden plaatsnemen. 'Wie betaalt, bepaalt'.

Begrippen:
  • Driemachten-leer
  • Democratie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 32 - Slide

Volk aan de macht
  • Lodewijk XVI probeert te vluchten, maar het mislukt.
  • Status als koning officieel opgeheven. 
  • Frankrijk werd een republiek. 
  • Lodewijk XVI onder de guillotine.
Begrippen:
  • Driemachten-leer
  • Democratie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 33 - Slide

Opdracht(en)

Maken: §4 -  De Franse Revolutie


  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 34 - Slide

Huiswerk
Maken: §4 t/m 7d
Leren: §4.1+2
Wanneer inleveren: Voor de volgende les
Waar inleveren: tijdvoorgeschiedenis.nl


  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 35 - Slide

Leerdoelencheck!

Slide 36 - Slide

Lesdoelen

  • Je kunt uitleggen waarom de bestorming van de Bastille ontstaat.
  • Je kunt de hoofdlijnen van de Franse Revolutie tussen 1789 en 1799 beschrijven.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 37 - Slide