BLOK 1 Over Taal

blok 1 
Over taal
1 / 29
next
Slide 1: Slide
az 0.Middelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

blok 1 
Over taal

Slide 1 - Slide

Doel van deze lessen:
 Aan het einde van deze lessenserie:

  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten
  • ken je de betekenis van een aantal woorden die met school te maken hebben kun je woorden op alfabet zetten
  • weet je wat een omschrijving / synoniem en tegenstelling is

Slide 2 - Slide

Bedenk 2 voorbeelden van schooltaalwoorden...….

Slide 3 - Open question

bespreken:
kijk in  je boek op blz. 33 t/m 37

We bespreken opdr. 33 t/m 36 en ook hoe je deze opdrachten moet maken in je schrift.

Slide 4 - Slide

huiswerk
maken opdr. 33 t/m 36  (blz. 33 t/m 37)

Let op:
van opdr. 36 hoef je  vraag 2 (= tekeningen maken) NIET te maken.

Slide 5 - Slide

Huiswerk nakijken:

opdracht 33 (blz. 32-34)

opdracht 34 (blz. 34-35)

opdracht 35 (blz. 35-36)

opdracht 36 (blz. 36)

Slide 6 - Slide

opdracht 33

Slide 7 - Slide

opdracht 34 
  1. Afbeelding 2: doelgericht = met een duidelijk doel (doel = wat je wilt bereiken)
  2. Afbeelding 3: combinatie = wat samen een geheel vormt
  3. Afbeelding 4: actief = bezig, met actie, niet passief
  4. Afbeelding 5: opgelopen = hoger geworden
  5. Afbeelding 6: frustratie = boosheid omdat iets niet lukt of omdat je iets niet krijgt 
Welk plaatje heeft je geholpen met het antwoord? 

Slide 8 - Slide

opdracht 35
  1. conrector – onderdirecteur van een middelbare school
  2. getroffen – schade krijgend of hebbend  
  3. ontvreemd – gestolen  
  4. slachtoffer – iemand die door iets anders pijn of nadeel heeft  
  5. opgave – opdracht  

Slide 9 - Slide

opdracht 36 
  • het blokuur = het dubbele lesuur;
  • de brugklas = de eerste klas op de middelbare school;
  • het tussenuur = het vrije lesuur;
  • het vakkenpakket = geheel/totaal van vakken die bij elkaar horen

Slide 10 - Slide

woordenlijst
Plak de woordenlijst netjes in je schrift. Binnenkort krijg je een SO, dan moet je de woorden en betekenissen kennen.

Slide 11 - Slide

Doel van deze les
Aan het einde van deze les:
  • kun je woorden op alfabet zetten
  • weet je wat het verschil is tussen een       tegenstelling, een woord met dezelfde betekenis en een omschrijving.

Slide 12 - Slide

Welke informatie vind je in een woordenboek?

Slide 13 - Mind map

alfabet

A-B-C-D-E-F-G-H-I-J-K-L-M-N-O-P-Q-R-S-T-U-V-W-X-Y-Z



Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Zet de volgende woorden op alfabetische volgorde:
project - brugklas - tussenuur -vakkenpakket

Slide 16 - Open question

Zet de volgende woorden op alfabetische volgorde:
blozen - brugklas -bloeien- bevatten

Slide 17 - Open question

Je krijgt dadelijk een aantal woorden.
In welk blok horen de woorden? 
schuifopdracht..... denk goed na!

Slide 18 - Slide

blok 1
A  t/m  I 
blok 2
J  t/m  Q
blok 3
R  t/m  Z
bespreken
onderdeel
verbeteren
vernieuwend
mentor
vermogen

Slide 19 - Drag question

theorie
  1. Als je woorden op alfabetische volgorde zet kijk je naar de eerste letter. 
  2. Als deze beginletter hetzelfde is, kijk je naar de tweede letter.
  3. Als deze ook weer hetzelfde is, kijk je naar de derde letter.... en zo verder. 


Slide 20 - Slide

huiswerk:

Noteer het huiswerk in je agenda:

Maken opdr. 38-40 - 41  (blz. 38 / 39)

Slide 21 - Slide

opdracht 39 
Deel 1 is A t/m E.
Deel 2 is F t/m J.
Deel 3 is K t/m O.
Deel 4 is P t/m U.
Deel 5 is V t/m Z.
  1. circuleren: in deel 1;
  2. prognose: in deel 4;
  3. imiteren: in deel 2;
  4. sanctie: in deel 4;
  5. gelden: in deel 2;
  6. observeren: in deel 3. 

Slide 22 - Slide

opdracht 40

  1. blokuur – brugklas – excursie – lichamelijk – mentor – opstel – project – rooster – tussenuur – vakkenpakket
  2. aanpassen – aanraden – aantonen – benoemen – beoordelen – bepalen – beschrijven – bevatten – noteren – raadplegen – vergelijken
  3. picknick – piek – pijl – pijn – pijnlijk – pil – pizza – privacy – pyjama – python 

Slide 23 - Slide

opdracht 41 vraag 1-2 
  1. bloeien – blokkeren -  blokuur  – blozen – brugklas – brugklaskamp – vak – vakantie – vakkenpakket – vakles
  2. iets – ietsepietsie – iglo – ijdel – ijdeltuit – ijskoud – ijsvrij  – informatie – invaller – jarig – jas – jongen – yahtzee – yoga – yoghurt-zweverig 

 

Slide 24 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden 
Je leest een woord dat je niet kent:
  1.  Lees een stukje terug of juist verder. Soms wordt het woord uitgelegd. 
  2.  Kijk of je een stukje van het woord wél kent.
  3.  Kijk naar de plaatjes die bij de tekst staan.
  4.  Vraag de betekenis aan iemand, of zoek de betekenis op in het  woordenboek.


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link


oefenen:
www.jufspooren.yurls.net
 

Slide 28 - Slide

opdracht 41 vraag 3
  • de proef = 
  • een onderzoek dat aantoont of iets of iemand geschikt is. Voorbeeldzin: Bij lichamelijke opvoeding heeft de klas een proef gedaan met hoogspringen.
  • de informatie =
  •  alle gegevens die je kennis vergroten. Voorbeeldzin: Alle informatie voor je werkstuk kun je in de bibliotheek vinden.
  • het herexamen = 
  • nieuw examen als je het vorige niet gehaald hebt. Voorbeeldzin: Mara bereidde zich goed voor op het herexamen, omdat zij het deze keer zeker wilde halen. 


Slide 29 - Slide