01 - Comparatif et superlatif

les comparaisons
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

les comparaisons

Slide 1 - Slide

om dingen/mensen met elkaar te vergelijken 
gebruik je de trappen van vergelijking





1 is groot, 2 is groter, 3 is het grootst

Slide 2 - Slide

Paul heeft geld.
Jean heeft meer geld.
Luc heeft het meeste geld

Slide 3 - Slide

Hoe doe je dat in het Frans?

Slide 4 - Slide

le comparatif (vergelijking / de vergrotende trap)
=
-
+
=
+
-

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

met andere woorden
je gebruikt aussi + bijvoeglijk naamwoord


je gebruikt plus/moins + bijvoeglijk naamwoord

even ....... als
groter dan / minder groot dan

Slide 7 - Slide

fais attention à la forme de l'adjectif!

Grand Grande Grands Grandes

Slide 8 - Slide

Jean a 16 ans. Paul a 15 ans.
Paul est donc....
A
plus âgée
B
moins âgé
C
aussi âgées
D
moins âgés

Slide 9 - Quiz

Isa mesure 1m67. Noa mesure 1m80. Noa est donc......
A
plus grande
B
aussi grandes
C
moins grande
D
plus grands

Slide 10 - Quiz

Astérix est ................... qu'Obélix
A
plus grand
B
plus petit
C
aussi grande
D
aussi petits

Slide 11 - Quiz

le superlatif (de overtreffende trap)

Slide 12 - Slide

Le plus grand homme du monde rencontre le plus petit.

Slide 13 - Slide

met andere woorden.....
je gebruikt le/la/les plus | moins+ bijvoeglijk naamwoord
= het/de meest
= het/de minst

Slide 14 - Slide

ATTENTION
de plaats van het bijvoeglijk naamwoord

In het Nederlands komt het bijvoeglijk naamwoord
vóór het zelfstandig naamwoord

maar in het Frans.....




Slide 15 - Slide

de plaats, ken je dit rijtje nog?
de plaats van de superlatif (de overtreffende trap) is afhankelijk van de plaats van het betreffende bijvoeglijk naamwoord

bon, beau, joli, haut, long, petit,
jeune, vieux, grand, gros, mauvais, méchant,
nouveau, autre, dernier, gentil, large, premier

Slide 16 - Slide

ATTENTION onregelmatige vormen
                                     vergrotende trap -> overtreffende trap

bon(ne)(s)(nes) ->   meilleur(e)(s)        ->  le, la, les meilleur (e)(s)
bien                          ->  mieux                      ->  le mieux

Slide 17 - Slide

DUS
de plaats van de superlatif (de overtreffende trap) is afhankelijk van de plaats van het betreffende bijvoeglijk naamwoord
EN
als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat -> herhaal het lidwoord

Slide 18 - Slide

La prof de math habite dans le ______ quartier _____.

(mooiste)

Slide 19 - Open question

Nonna fait les ______ pizzas _______.

(beste)

Slide 20 - Open question

Revius Wijk est le ________ lycée ______ de la région.

(meest serieus)

Slide 21 - Open question

Obélix est le ______ homme ______ de la Gaule .

(sterkste)

Slide 22 - Open question

Le chien marrant est un jeune animal.
-> zet beide 'adjectifs' in de superlatif

Slide 23 - Open question

Un gentil homme est un homme intelligent.
-> zet beide 'adjectifs' in de superlatif

Slide 24 - Open question

verschil spreek- en schrijftaal

Le fruit le plus rouge est le plus grand fruit.   
Lisa est la plus jeune élève de sa classe.         

Le fruit le plus rouge est le fruit le plus grand.
Lisa est l'élève la plus jeune de sa classe.         

Slide 25 - Slide