4.4 - Week 45 - Woordenschat en beeldspraak

Woordenschat 3F
Vul het woord in dat qua betekenis het beste in de zin past.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Woordenschat 3F
Vul het woord in dat qua betekenis het beste in de zin past.

Slide 1 - Slide


Arend heeft de … om later een groot gitarist te worden.


A
ironie
B
rectificatie
C
factor
D
potentie

Slide 2 - Quiz

Deze krachtige lijm bestaat uit twee …


A
metaforen
B
componenten
C
suggesties
D
observaties

Slide 3 - Quiz

Deze bescheiden werknemer … geen hoge functie.


A
tart
B
anticipeert
C
brainstormt
D
ambieert

Slide 4 - Quiz

Een bekend voorbeeld van een … is: ‘het papier is geduldig.'


A
hiaat
B
mythologie
C
personificatie
D
faculteit

Slide 5 - Quiz

Het … inkomen is in Nederland veel hoger dan in Thailand.


A
modale
B
hypocriete
C
conservatieve
D
homogene

Slide 6 - Quiz

Als je iets wil weten over die voormalige president dan moet je zijn … lezen.


A
biografie
B
clausule
C
delegatie
D
karikatuur

Slide 7 - Quiz

De krant … het artikel van de vorige dag, omdat er een grove fout in stond.


A
relativeerde
B
declareerde
C
rectificeerde
D
participeerde

Slide 8 - Quiz

De enorme bokser … zijn tegenstander met zijn rollende spierballen.


A
ambieerde
B
bagatelliseerde
C
imponeerde
D
imiteerde

Slide 9 - Quiz

Een bekende … is een Nederlander die zegt dat alle Nederlanders liegen.


A
metafoor
B
paradox
C
mythologie
D
pretentie

Slide 10 - Quiz

Jorik … het noodloot door op de richel van het dak van een wolkenkrabber te skaten.

A
fixeerde
B
tartte
C
boycotte
D
ambieerde

Slide 11 - Quiz

Nadat het oude pand … was, zag het er weer prachtig uit.


A
behartigd
B
uitbesteed
C
gerestitueerd
D
gerenoveerd

Slide 12 - Quiz

‘Een stijve hark’ is … voor iemand die niet sportief of ritmisch is.


A
clientèle
B
clausule
C
beeldspraak
D
factuur

Slide 13 - Quiz

Het verlegen, stille kind werd later tot ieders verbazing een heel … persoon.


A
eenduidige
B
ludiek
C
extravert
D
bonafide

Slide 14 - Quiz

Ten aanzien van mensen uit Oost-Europa waren de dorpsbewoners … .


A
bevooroordeeld
B
conservatief
C
cruciaal
D
unaniem

Slide 15 - Quiz

Het … om deze discotheek binnen te komen, is dat je minimaal 18 jaar oud bent.


A
recitificatie
B
cliché
C
criterium
D
diagnose

Slide 16 - Quiz

Door … wist het bedrijf zijn winst te vergroten.


A
fluctuatie
B
expansie
C
filosofie
D
impasse

Slide 17 - Quiz

Met de introductie van ons nieuwe model op de beurs hopen we veel … klanten te bereiken.


A
potentiële
B
deprimerende
C
cruciale
D
constructieve

Slide 18 - Quiz

De inhoud van deze krant wordt streng door de overheid … .


A
uitbesteed
B
getrotseerd
C
gedifferentieerd
D
gecensureerd

Slide 19 - Quiz

Mijn slechthorende opa kan je alleen verstaan als je langzaam praat en goed … .


A
tart
B
articuleert
C
trotseert
D
differentieert

Slide 20 - Quiz

Van die vernietigende documenten zijn gelukkig wel … bewaard gebleven.


A
clausules
B
filosofieën
C
rectificaties
D
duplicaten

Slide 21 - Quiz

Beeldspraak 3F
Kies bij de betekenis het juiste spreekwoord/de juiste uitdrukking.

Slide 22 - Slide

Ongenuanceerd

A
Je nek uitsteken.
B
Ergens in verzeild raken.
C
Het topje van de ijsberg.
D
Kort door de bocht.

Slide 23 - Quiz

Een nutteloze handeling verrichten


A
Het topje van de ijsberg.
B
De wind van voren krijgen.
C
Water naar de zee dragen.
D
Schoenmaker, blijf bij je leest.

Slide 24 - Quiz

Vervelend behandeld worden, nadat je zelf anderen vervelend hebt behandeld.





A
Het onderspit delven.
B
Lachen als een boer met kiespijn.
C
Een koekje van eigen deeg krijgen.
D
Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.

Slide 25 - Quiz

Verliezen





A
Hoog van de toren blazen.
B
Het onderspit delven.
C
Hoogmoed komt voor de val.
D
Met de handen in het haar zitten.

Slide 26 - Quiz

Diegenen met het minst verstand ervan hebben vaak het hoogste woord.

A
Holle vaten klinken het hardst.
B
Er schuilt een addertje onder het gras.
C
De wind van voren krijgen.
D
Iets aan je laars lappen.

Slide 27 - Quiz

Iets doen wat buiten zijn bevoegheid gaat.




A
Dat is lood om oud ijzer.
B
Buiten zijn boekje gaan.
C
De stoute schoenen aantrekken.
D
De lachende derde zijn.

Slide 28 - Quiz

Je ergens niets van aantrekken.





A
Iets aan je laars lappen.
B
De wind van voren krijgen.
C
Je in de kaart laten kijken.
D
Je kaarten op tafel leggen.

Slide 29 - Quiz

Je bedoelingen tonen.





A
Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.
B
Je laten overtuigen door de ander.
C
Je kaarten op tafel leggen.
D
Je moet het ijzer smeden als het heet is.

Slide 30 - Quiz

Iemand die in zijn doen en laten op één van zijn ouders lijkt.





A
Een goede buur is beter dan een verre vriend.
B
Men moet geen slapende honden wakker maken.
C
Hoogmoed komt voor de val.
D
De appel valt niet ver van de boom.

Slide 31 - Quiz

Aan iets moeilijks durven beginnen.





A
De stoute schoenen aantrekken.
B
Een koekje van eigen deeg krijgen.
C
Iets uit je mouw schudden.
D
Schoenmaker, blijf bij je leest.

Slide 32 - Quiz