Les 5 C werkwoorden les 3

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* wat de kenmerken en functie van werkwoorden zijn in een zin.
* bepalen welke woorden werkwoorden zijn.

timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* wat de kenmerken en functie van werkwoorden zijn in een zin.
* bepalen welke woorden werkwoorden zijn.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Werkwoord
Geeft aan wat er in een zin gebeurt.

Geeft aan dat het onderwerp iets is of iets doet.

Vervoegen -> verschillende werkwoordsvormen.




Slide 2 - Slide

Stappenplan
1. Bepaal de ww in een zin.
2. Bepaal wat het belangrijkste ww in de zin is. (Welk ww kan je echt niet weglaten.)
3. Gaat dat belangrijkste ww over 'iets doen' of over 'iets zijn'? 
Iets doen -> zww / iets zijn -> kww
4. De (eventuele) overige ww zijn hww.

Slide 3 - Slide

Opdracht
Je maakt de uitgedeelde lesopdracht individueel (dus alleen). 

De antwoorden ga je later in een twee- of drietal samen bespreken en aan elkaar uitleggen.

Weet of begrijp je iets niet? Kijk eerst in de theorie (HB blz. 176-177) en sla deze dan even over. Later kan je samen bepalen wat het juiste antwoord is.

Klaar? Maak opdracht 7 en 8 af (lesopdrachten van vorige les). Heb je deze af? Dan laat je je schrift aan mij zien en je krijgt dan een antwoordblad om deze opdrachten na te kijken.
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Samen bespreken
Je legt in een twee- of drietal jouw antwoorden uit. Ander antwoord? Bepaal samen aan de hand van de theorie wat het goede antwoord zou moeten zijn.
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Afsluiting
Noteer uit de volgende zinnen blw/olw, zn, bn en hww/zww/kww.

1. Speedy vindt het skateboard ontzettend leuk.
2. Hij speelt daar altijd mee.
3. In de grote kooi slaapt hij lekker in een hangmat.
4. Soms is Speedy gemeen naar Tommy.
5. Tommy blijft dan wel lief naar Speedy.
timer
7:30

Slide 6 - Slide

Wat heb je geleerd over zelfstandige werkwoorden?

Slide 7 - Open question

Wat weet je nu over hulpwerkwoorden?

Slide 8 - Open question

Maak een zin waarin 'hebben' het hulpwerkwoord is.

Slide 9 - Open question

Wat is het zelfstandig werkwoord?
Ik heb mijn spreekbeurt goed kunnen voorbereiden.

Slide 10 - Open question

Noteer het hulpwerkwoord / alle hulpwerkwoorden.
Hij zou daar ziek geworden zijn.

Slide 11 - Open question

Waarom heet een koppelwerkwoord een koppelwerkwoord?

Slide 12 - Open question

Ik kan de werkwoordsoorten zww, hww en kww herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 13 - Poll