Herhaalles

Kalium ionen (roze) bewegen de cel uit (naar links) door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport
1 / 50
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Kalium ionen (roze) bewegen de cel uit (naar links) door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 5: transport door membranen

Thema 1: Inleiding in de biologie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Biologie

WELKOM!

Slide 3 - Slide

Biologen houden zich bezig met de levende natuur.
Een levend wezen noem je een organisme
Waarom krijgen de blaadjes een andere kleur?
En waarom vallen ze dan van de bomen?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Mededelingen
Meenemen naar de toets:
- rekenmachine
- BINAS

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Aan het einde van deze les:
  • weet jij wat je nog moet leren voor de proefwerkweek


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 1: Biologie is overal
Hoofdstuk 1: Inleiding in de biologie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is de levenscyclus van een plant?
A
Groei-Bloei-Ontkieming- Verspreiden zaden - Sterfte
B
Ontkieming-Bloei- Groei- Verspreiden zaden - Sterfte
C
Ontkieming - Groei - Bloei - Verspreiden zaden
D
Ontkieming - Groei - Bloei - Sterfte -Verspreiden zaden

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Levenscyclus
Individu heeft een levensloop 
Soort heeft een levenscyclus

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

INDIVIDU
POPULATIE
ECOSYSTEEM
LEVENSGEMEENSCHAP

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

is dit een populatie?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Individu vs soort
Organismen behoren tot hetzelfde soort:
  • als ze zich samen kunnen voortplanten
  • en de nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Tekst: Sleep het juiste organisatieniveau naar het betreffende plaatje.
Cel
Organsime
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Weefsels
Een weefsel is een groep
cellen met dezelfde 
vorm en functie

Een orgaan is een groep 
weefsels met dezelfde functie. 
etc. 


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Op welk organisatieniveau ontstaat deze eigenschap?
A
organisme
B
populatie
C
ecosysteem

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Organisatieniveaus
Elk organisatieniveau is opgebouwd uit het kleinere niveau.

Emergente eigenschap = eigenschap die optreedt op een hoger organisatieniveau.
bijv. de verschillende weefsels van vleugels zorgen voor de emergente eigenschap 'Vliegen'

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 2: organen, weefsels en cellen
Thema 1: Inleiding in de biologie

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Sleep de organen naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-stelsel
Verteringsstelsel
Bloedvaten-stelsel
Hart 
Slagader
Luchtpijp
Lever
Maag
Longen
Dunne darm

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

De vorm van een pinguinvleugel past bij de functie ervan. Wat is de functie van een pinguinvleugel?
A
De vleugelvorm voorkomt afkoeling in ijskoud water.
B
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter zwemmen.
C
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter uit het water terug op het ijs komen.
D
Door de vleugelvorm kan de pinguin beter vis vangen.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Een weefsel uit de hersenen ziet er net zo uit als een weefsel uit de darmen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een bepaalde bouw en functie
B
.. een groep cellen met een bepaalde functie
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Basisstof 3: plantaardige en dierlijke cellen
Thema 1: Inleiding in de biologie

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Welk organel komt niet voor bij een dierlijke cel en wel bij een plantencel?
A
celwand
B
celkern
C
celmembraan
D
cytoplasma

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Dierlijke en Plantencellen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Wat is de functie van de vacuole?
A
Geeft stevigheid aan de plantencel
B
Maakt de voedingsstoffen voor de plant
C
Nieuw weefsel maken
D
Vervoeren van opgeloste stoffen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

1
2
3
Celmembraan
Celkern
Cytoplasma

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Basisstof 4: organellen

Thema 1: Inleiding in de biologie

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Sleep de organellen naar de juiste functie.
Transportsysteem
Levert energie
Breekt stoffen af
Maakt eiwitten
Bevat chromosomen
Celkern
Ribosomen
Lysosoom
Mitochondriën
ER
Golgi-systeem

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de functie van de vacuole?
A
Geeft stevigheid aan de plantencel
B
Maakt de voedingsstoffen voor de plant
C
Nieuw weefsel maken
D
Vervoeren van opgeloste stoffen

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Zetmeelkorrel
Kleurstofkorrels
Bladgroenkorrel

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Korrels in plantencellen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Bladgroenkorrels:
A
eiwit producerende organellen
B
lysosomen met hormonen erin.
C
beschermers van het DNA
D
zetten licht, CO2 en water om in O2 en glucose

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Een eiwit is zojuist gemaakt in een cel. Welke organellen komt dit eiwit achtereenvolgend tegen?
1
3
4
2
Celkern
Mitochondrium
Celmembraan
Ribosoom
ER
Golgi-systeem

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Eiwitsynthese

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet het proces dat op de afbeelding wordt weergegeven?
A
Exocytose
B
Osmose
C
Diffusie
D
Endocytose

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

transport via blaasjes (BS4)
endocytose
exocytose

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Membranen
BiNaS  67G3

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Osmose
Verplaatsing van water
 van een plek met de laagste concentratie --> hoogste concentratie

eindresultaat: concentratie van opgeloste stof is gelijk

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Isotoon
Hypotoon
Hypertoon
Turgor
Geensplasmolyse
Plasmolyse

Slide 42 - Drag question

This item has no instructions

Transport door membranen
Osmose plantaardige cel
de begrippen hyper- en hypotoon zijn altijd relatief; dus ten opzicht van....
Let daarom altijd goed op of de cel hypotoon of juist de omgeving hypotoon is. 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Transport door membranen
Osmose dierlijke cel
Tip voor toets
Maak een tekeningetje met pijlen. Dat maakt de opgave vaak een stuk duidelijker.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Sleep de begrippen naar het juiste vak.
actief transport
passief transport
Kost geen energie
Kost energie
Endocytose
Exocytose
Diffusie
Osmose
Fagocytose

Slide 45 - Drag question

This item has no instructions

Actief transport (tegen de concentratie in)

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Basisstof 6: natuurwetenschappelijk onderzoek

Thema 1: Inleiding in de biologie

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Verschillende typen onderzoek
  • literatuuronderzoek
  • beschrijvend onderzoek
  • hypothese toetsend onderzoek
  • ontwerpend onderzoek 

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Validiteit en betrouwbaarheid
Validiteit: resultaten geven ook echt antwoord op de onderzoeksvraag
 Betrouwbaarheid: resultaten op een eerlijke manier verkregen en kunnen worden herhaald

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
maak de oefentoets

Slide 50 - Slide

This item has no instructions