2M2 - Chapitre 5 - C

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Aujourd'hui

Vocabulaire B

Bron C phrases-clés

Les buts: 

- je kunt vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt

-

Parler

phrases-clés.

Les questions:

Ça va?

Qu'est-ce que tu as?

Tu vas voir le docteur?

phrases-clés.

Les réponses:

Ça va?

Non je ne suis pas en forme.

phrases-clés.

Les réponses:

Qu' est -ce-que tu as?

j'ai  mal au ventre /à la tête

j'ai 39 de fièvre

je ne peux rien manger

Phrases-clés.

Les réponses:

Tu vas voir le docteur?

Oui, j'ai rendez-vous demain

phrases-clés.

Tu fais (je maakt):

ex.  14 

Klaar? 

je leert de zinnen van bron C.

La négation

Les buts

kun je een tekst schrijven over jezelf

weet je hoe je de ontkenning gebruikt

Focusleren 

De ontkenning 16a/ 17a

page 22/23

Ontkenning (herhaling)

In het Nederlands: niet / geen

Ontkenning (herhaling)

In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:

ne / n' & pas

Ontkenning (herhaling)

In het Frans bestaat de ontkenning uit twee woorden:

ne / n' & pas

Ne staat vóór de persoonsvorm & pas komt erachter 

Je ne regarde pas la télé

Let op: ne verandert in n' voor een klinker / h

Ontkenning (herhaling)

C'est wordt ce n'est pas

il y a wordt il n'y a pas

Andere ontkenningen

ne ... plus                   = niet meer

ne ... jamais              = nooit

ne ... rien                    = niets 

ne ... pas encore     = nog niet

Deze gaan op precies dezelfde manier als ne ... pas

Maak ontkennend:

Adrien habite à Orléans

niet meer

Maak ontkennend:

Il a déménagé

nog niet

Maak de zin ontkennend:

Tu viens

Maak ontkennend:

Il a de nouveaux amis

niet

Maak de zin ontkennend:

Elles ont 13 ans.

Maak de zin ontkennend. Gebruik de ontkenning tussen haakjes.
Et il mange(niets)

Maak de zin ontkennend:

C'est ma famille.