Taalverzorging H3

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 1 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Leuk
B
Snel
C
Garage
D
Nat

Slide 2 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 3 - Quiz

Typ 3 zelfstandige naamwoorden

Slide 4 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord?
A
loop
B
liep
C
gelopen

Slide 5 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten

Slide 7 - Quiz

Voltooid deelwoord
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 8 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 9 - Quiz

de-woord enkelvoud
Sleep de verwijswoorden naar de juiste plek
het-woord enkelvoud
woorden in het meervoud
een plaats
een hele zin, of deel van de zin
hij, deze, die
het, dit, dat
ze, zij, deze, die, hun
hier, daar, er 

Slide 10 - Drag question

Sleep de verwijswoorden naar de juiste plek
'de-woorden' enkeldvoud
'het-woorden' enkelvoud
woorden in meervoud
Een plaats
hij, deze, die
dit, dat
het, zijn, dat, dit
hier, daar, er 

Slide 11 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 12 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 13 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 14 - Drag question

Wat zijn verwijswoorden?
A
maar, omdat, hierom
B
hij, zij, die
C
zijn, worden, hebben
D
de, het, een

Slide 15 - Quiz

Huiswerkcontrole
Daarna gaan we aan de slag met de paragraaf 
'spreken en gesprekken'
opdracht 1,2 en 4


Slide 16 - Slide