4-3: wwspelling + onderwerp van een tekst

PV en onderwerp van een tekst

  • Je weet weer hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je persoonsvorm in de verleden tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

PV en onderwerp van een tekst

  • Je weet weer hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je persoonsvorm in de verleden tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt. 

Slide 1 - Slide

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 2 - Mind map

Ik ............ lezen ook leuk.
Jij ............ eindelijk je leesboek terug.
............ jij het leuk dat je weer op school bent?
Joshua ............ voetbal de leukste sport.
De hond ............ de nieuwe hondenbrokken niet lekker.
Wij ............ het huiswerk lastig.
Jullie ............ dat we meer vakantie moeten krijgen.
Lisa en Michael ............ het vandaag veel te koud.
vinden
vind
vindt
vind
vinden
vindt
vindt
vinden

Slide 3 - Drag question

PVTT en onderwerp van een tekst

  • Je weet weer hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je persoonsvorm in de verleden tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt. 

Slide 4 - Slide

persoonsvorm verleden tijd

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Video

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
-proberen-
A
probeerden
B
probeerte
C
probeerdden
D
probeerde

Slide 7 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd meervoud
- haasten -
A
hiesten
B
haasten
C
haastte
D
haastten

Slide 8 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd meervoud
- komen -
A
kwammen
B
kwamen
C
komden
D
reden

Slide 9 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd meervoud.
-praten-
A
praten
B
praatten
C
praatte
D
prieten

Slide 10 - Quiz

Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 11 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd
- verslinden -
A
verslondden
B
verslinden
C
verslindden
D
verslonden

Slide 12 - Quiz

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 13 - Open question

PVTT en onderwerp van een tekst

  • Je weet weer hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je persoonsvorm in de verleden tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt. 

Slide 14 - Slide

Onderwerp van een tekst

Slide 15 - Mind map

Onderwerp van een tekst
Waar de tekst over gaat in 1 of een paar woorden.
Je leest de tekst oriënterend:
1. Bekijk de tekst
    - kijk naar de titel
    - kijk naar de illustraties
    - kijk naar de tussenkopjes
    - let op anders gedrukte woorden
2. Lees de eerste alinea
3. Geef antwoord op de vraag: waar gaat deze tekst over?

Slide 16 - Slide

Lees de tekst oriënterend
  • titel
  • tussenkopjes
  • plaatjes
  • anders gedrukte woorden
  • lees de eerste alinea
  • 'Waar gaat deze tekst over?'

Slide 17 - Slide

Tekst lezen
Huwelijksfeest van zeven dagen.

Af-leerlingen: bestand in de bijlage van de studiewijzer 'Huwelijksfeest'.

Slide 18 - Slide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 19 - Open question

Aan het werk
Maak de opdracht 2 t/m 5. Schrijf je antwoorden in je schrift en neem de volgende les mee.

Af-leerlingen: bestand in de bijlage van de studiewijzer 'Opdrachten Huwelijksfeest'

Slide 20 - Slide

PVTT en onderwerp van een tekst

  • Je weet weer hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je persoonsvorm in de verleden tijd spelt.
  • Je weet weer hoe je het onderwerp van een tekst bepaalt. 

Slide 21 - Slide

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll