De Copernicaanse revolutie had een diepgaand effect op zowel de Nederlandse filosofie als de kunst, zij het indirect en met vertraging. De Copernicaanse revolutie, die in de 16e eeuw plaatsvond en werd geïnitieerd door de Poolse astronoom Nicolaus Copernicus, bracht een fundamentele verandering teweeg in het begrip van het universum door te stellen dat de zon in het centrum van het zonnestelsel stond, in plaats van de aarde.
In de Nederlandse filosofie zorgde deze revolutie voor een heroverweging van de relatie tussen mens en kosmos, en tussen mens en kennis. Filosofen begonnen te erkennen dat het menselijk perspectief niet langer het middelpunt van het universum was, zoals voorheen werd aangenomen. Dit leidde tot een grotere nadruk op empirisch onderzoek, rationalisme en het verwerpen van dogmatische autoriteit. Filosofen als René Descartes, hoewel geen Nederlander, hebben sterk bijgedragen aan de ontwikkeling van deze ideeën, en hun werken hadden zeker invloed op de Nederlandse filosofische gedachte.
In de kunst opende de Copernicaanse revolutie de deur naar een nieuw begrip van perspectief en ruimte. Kunstenaars begonnen de wereld op een andere manier te bekijken, niet langer als het centrum van het universum, maar als een klein onderdeel van een veel grotere kosmos. Dit leidde tot ontwikkelingen in de schilderkunst, zoals het gebruik van lineair perspectief en het creëren van realistischere voorstellingen van de wereld. Nederlandse kunstenaars zoals Johannes Vermeer en Rembrandt van Rijn maakten gebruik van deze nieuwe technieken om hun werken te creëren.
Over het algemeen kan worden gezegd dat de Copernicaanse revolutie een paradigmaverschuiving teweegbracht die niet alleen de astronomie, maar ook de filosofie en kunst beïnvloedde. In Nederland droegen deze veranderingen bij aan een bredere herwaardering van het menselijk perspectief en de relatie tot de natuurlijke wereld