De voltooid- en tegenwoordig deelwoord, al of niet

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Het voltooid- en tegenwoordig deelwoord.

gemaakt door Ayse, Elin en Michelle

Wat weten jullie al van het voltooide deelwoord?

Het voltooide deelwoord

-Het voltooid deelwoord is iets dat is gedaan of gebeurd.

-Om te bepalen of het voltooid deelwoord  een d of t krijgt gebruik je eerst de stam (= hele werkwoord-en) van het ww.

- Als deze op een medeklinker uit 't Taxikofschip eindigt, schrijf je een -t 

-Zo niet? dan schrijf je een -d.

Bij de kassa heeft mijn zusje ........(betalen).

1. betaalt
2. betaaldt
3. betaald
4. gebetaald

Vorig jaar was Emma...... (verhuizen) naar Amsterdam.

1. verhuisd
2. verhuizen
3. verhuist
4. verhuisdt

Wat was er gister met haar........(gebeuren)?

1. gebeurt
2. gebeurdd
3. gebeurdt
4. gebeurd

Wat heb jij gisteren aan haar........(vertellen)?

1. verteld
2. vertelt
3. verteldt
4. geverteld

Wat weten jullie van het tegenwoordig deelwoord?

Het tegenwoordige deelwoord

-Tegenwoordig deelwoord=iets wat nog steeds aan de gang is en hoe iets gebeurt (de WERKENDE vrouw).

- hele werkwoord + de.

De ..........(fietsen) man is al een half uur te laat.

1. fietsente
2. fietsende
3. gefietsen
4. gefietsde

De...........(bouwen) bouwvakker neemt over vijftien minuten een pauze.

1. bouwende
2. bouwend
3. gebouwde
4. bouwente

Het...............(lachen) gezin loopt naar school.

1. lachente
2. uitgelachen
3. gelachen
4. lachende

De........(leren) scholier moest al twee uur geleden slapen.

1. lerente
2. lerende
3. geleerde
4. geleren

Tegenwoordige deelwoord als bijvoegelijk naamwoord?

- Het tegenwoordige deelwoord kan ook als bn worden gebruikt zoals:

1. **Lachend** - als in "de lachende jongen".

2. **Schrijvend** - als in "de schrijvende auteur".

3 **Glijdend** - als in "de glijdende schaatsers".

-Deze woorden kunnen zowel als bijvoeglijk naamwoord als tegenwoordig deelwoord gebruikt worden afhankelijk van de context.

De blaffende hond moet uitgelaten worden. (wat is hier het bn?)

1. hond
2. uitgelaten
3. blaffende
4. moet

De kijkende toeschouwers vinden de voetbalwedstrijd spannend. (Wat is hier het bn?)

1. kijkende
2. vinden
3. toeschouwers
4. spannend

De spelende kinderen spelen in de speeltuin. (Wat is hier het bn?)

1. spelen
2. kinderen
3. spelende
4. speeltuin

Het lachende meisje heeft het naar haar zin op het feestje. (Wat is hier het bn?)

1. meisje
2. lachende
3. zin
4. feestje

In deze lessenup hebben we geleerd.....

-Hoe je het voltooide deelwoord gebruikt.

-Het tegenwoordige deelwoord.

-En het tegenwoordige deelwoord als bijvoegelijk naamwoord gebruikt.

EINDE

Zijn er nog vragen?