Het is vandaag lekker weer: de een houdt van sneeuw, de ander van zon. Iedereen heeft zijn eigen mening over wat lekker weer is.
De zon schijnt: dat is een feit. Iedereen kan dat met zijn eigen ogen zien.
Chocola is lekker: De een vindt chocola lekker, de ander niet. Dit is een mening.
Dat is een lieve hond: ja ja, dat zeggen alle baasjes! Maar dat is een mening.
Het is vandaag 24 graden: dit feit kun je snel controleren met behulp van een thermometer.
Wat je nu zegt is echt stom: hoe kun je dit bewijzen? Het is een mening.
Hij is aardig: ook al vinden veel mensen hem aardig, het is een mening die je niet kunt bewijzen.
Hij helpt de buurman elke dag: Dit kun je makkelijk controleren: gewoon elke dag kijken of hij de buurman helpt. Doet hij dat? Dan is dit een feit.
Deze oefening is erg makkelijk: hoe kun je dit bewijzen? Wat de een makkelijk vindt, vindt de ander moeilijk. Het is een mening.
Dat is een mooi gebouw: en ook dit is een mening. Mooi en lelijk zijn geen feiten die je kunt bewijzen.