1MH3: Oefentoets Hoofdletters en leestekens

HOOFDLETTERS
Plaats de hoofdletters op de juiste plek.

Neem ook de leestekens over die in de zin staan, anders wordt het fout gerekend.


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

HOOFDLETTERS
Plaats de hoofdletters op de juiste plek.

Neem ook de leestekens over die in de zin staan, anders wordt het fout gerekend.


Slide 1 - Slide

In welke stad staat de Eiffeltoren?

Slide 2 - Open question

Waar moeten de hoofdletters?
marco van der veen

Slide 3 - Open question

Waar moeten de hoofdletters?
beste mevrouw van vliet,

Slide 4 - Open question

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters.

ik ga met anna naar amerika.

Slide 5 - Open question

Wat is goed geschreven?
A
Noord-Brabant
B
noord-brabant
C
Noord-brabant
D
noord-Brabant

Slide 6 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Italiaanse pizza
B
italiaanse pizza

Slide 7 - Quiz

Welk van deze woorden schrijf je niet met een hoofdletter?
A
Volkskrant
B
West
C
Samsung
D
Pieter

Slide 8 - Quiz

Welk van deze woorden schrijf je niet met een hoofdletter?
A
Rotterdam
B
Middeleeuwen
C
Zondag
D
Paasontbijt

Slide 9 - Quiz

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters:

ik heb geld gedoneerd aan het rode kruis.

Slide 10 - Open question

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters:
mijn buurman spreekt heel goed spaans.

Slide 11 - Open question

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters:
met pasen gaan wij altijd eieren zoeken.

Slide 12 - Open question

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters:
t was vanochtend erg koud.

Slide 13 - Open question

Typ de zin over en zet op de juiste plek hoofdletters:

Na de ramadan wordt het suikerfeest gevierd.

Slide 14 - Open question

Plaats de hoofdletters in dit visitekaartje:

de heer mertens
jasmijnplantsoen 76
dordrecht

Slide 15 - Open question

Leestekens

Slide 16 - Slide

Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 17 - Quiz

Welke leestekens ontbreken in de zin?
Typ de zin over en plaats de leestekens op de juiste plek.

Ik eet elke avond chips chocola en snoep

Slide 18 - Open question

Welke leestekens ontbreken in de zin?
Typ de zin over en plaats de leestekens op de juiste plek.

De docent vroeg hebben jullie je huiswerk gemaakt

Slide 19 - Open question

Welke leestekens ontbreken in de zin?
Typ de zin over en plaats de leestekens op de juiste plek.

Hé wat ga je doen

Slide 20 - Open question

Welke leestekens ontbreken in de zin?
Typ de zin over en plaats de leestekens op de juiste plek.

Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen

Slide 21 - Open question

Goed of fout geschreven?
Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Welke leestekens ontbreken in de zin?
Typ de zin over en plaats de leestekens op de juiste plek.

Mijn broertje riep ik ga in de sneeuw spelen

Slide 23 - Open question

Directe rede of indirecte rede?
"Ik moet eerst mijn schaatsen laten slijpen", zei m'n moeder.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 24 - Quiz

Directe rede of indirecte rede?
Mijn vader vroeg waarom ze dat nog niet gedaan had.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 25 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Omdat de timmerman komt blijf ik thuis.
B
Omdat, de timmerman komt blijf ik thuis.
C
Omdat, de timmerman komt, blijf ik thuis.
D
Omdat de timmerman komt, blijf ik thuis.

Slide 26 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Hij is ziek want hij heeft koorts.
B
Hij is ziek, want hij heeft koorts.
C
Hij is ziek want, hij heeft koorts.

Slide 27 - Quiz