voorbereiding TV H3 & H4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Check je aantekening H3 en H4

Herhaling middels LessonUp

Zelfstandig aan de slag 

Doel: jullie zijn voorbereid op de toets. 

(woordsoorten, wwspelling, verwijswoorden)

LAPTOP OPSTARTEN

Verlengde instructie?

Check je aantekening

WOORDSOORTEN H3

Aardrijkskundige namen zijn ook zelfstandige naamwoorden.

1. Waar
2. Niet waar

Welk woord is een zelfstandig naamwoord?

1. Mooi
2. Leuk
3. Groot
4. Poes

Wat is een voorbeeld van een lidwoord?

1. Aan
2. Voor
3. De
4. En

PERSOONSVORM

Wat is een persoonsvorm altijd?

1. Lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?

1. Hoe
2. vind
3. je
4. ook

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Langs de weg zat een man met een strohoed op uren lang te wachten op hulp.

1. hulp
2. een man
3. een man met een strohoed op
4. zat

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tom een scheur.'

1. zijn
2. Tom
3. heeft
4. Er is geen persoonsvorm.

WERKWOORDSPELLING H4

snijden
Mijn moeder ... de groenten in kleine stukjes.

tt
De inbreker (bekennen) zijn misdaad.

1. bekend
2. bekendt
3. bekent

glijden
... je oom niet uit over die gladde tegels?

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)

1. Beschermd
2. Beschermt

Goed of fout?

Het is de tegenwoordige tijd.

Fout is natuurlijk: betaald. Dit moet zijn: betaalt.

(Hele werkwoord: betalen; de stam: betaal)

Bron: Advertentiekronkels. Met dank aan F. Bierling

VERWIJSWOORDEN H3 EN H4

Welk verwijswoord moet er op de lege plek staan?

Zie je ........ vogelhuisje daar achter in de tuin?

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Welk verwijswoord moet er op de lege plek staan?

Heeft u ....... schoenen hier ook in het zwart?

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Welk verwijswoord moet er op plek (1) staan?
Mijn broers hebben het geld vandaag ontvangen.
....(1)..... hebben ....(2).... vandaag ontvangen.

1. Ze
2. Hem
3. Het
4. Hij

Welk verwijswoord moet er op plek (2) staan?
Mijn broers hebben het geld vandaag ontvangen.
....(1)..... hebben ....(2).... vandaag ontvangen.

1. Ze
2. Hem
3. Het
4. Haar

Ik heb MIJN bus gemist.

1. geen bezit erachter
2. wel bezit erachter

Dat konijn van ... is het liefste dat ik ooit heb gezien.

1. jou
2. jouw

Heeft Casper de mail van ... al beantwoord?

1. mij
2. mijn

Huib heeft al ... shirts uit de kast gehaald.

1. me
2. mijn

Doel: jullie zijn voorbereid op de toets. 

(woordsoorten, wwspelling, verwijswoorden, verkleinwoorden)

Klaar? Nakijken

Verder oefenen: Online niveau B

Verdieping: Online niveau C / opdracht 10*