This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoe gaat het vandaag met jullie?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Kletspraat
Wat zou jij na deze opleiding willen doen?
Slide 3 - Open question
Je geeft een hond van 30 kg 60 mg van de pijnstiller tramadol. Hiervan wordt 54 mg door het lichaam opgenomen en 6 mg wordt met de feces uitgescheiden. Wat is de biologische beschikbaarheid van de pijnstiller?
A
60 mg
B
50 mg
C
54 mg
D
6 mg
Slide 4 - Quiz
Je werkt op een kippenhouderij. Doordat de kippen wormen hebben, moeten zij ontwormd worden. Hoe lang is de minimale wachttijd voordat de eieren weer verkocht mogen worden als er niets in de bijsluiter staat?
A
7 dagen
B
10 dagen
C
21 dagen
D
28 dagen
Slide 5 - Quiz
Een hond weegt 60 kg. De hond krijgt de ontstekingsremmer Carporal toegediend. De dosering is 3 mg per kg lichaamsgewicht per dag. Eén tablet bevat 40 mg. Hoeveel tabletten moet je deze hond per dag geven?
A
4,5
B
5
C
5,5
D
6
Slide 6 - Quiz
Welke bewering(en) zijn waar? 1. Als resistentie optreedt voor een geneesmiddel wordt het dier ongevoelig voor dat geneesmiddel. 2. Alleen bacteriën kunnen resistent worden tegen een geneesmiddel.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar
Slide 7 - Quiz
Op de verpakking van een diergeneesmiddel staat dat het diergeneesmiddel koel bewaard moet worden. Bij welke temperatuur moet je dit diergeneesmiddel bewaren?
A
-18 tot -15 graden
B
2 tot 8 graden
C
8 tot 15 graden
D
15 tot 25 graden
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Noem enkele toedieningsvormen waarin geneesmiddelen kunnen worden toegediend aan een dier.
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
Slide 15 - Slide
Bolussen worden alleen aan herkauwers gegeven. In welke maag blijft een bolus na toediening bij herkauwers aanwezig?
A
Pens
B
Netmaag
C
Boekmaag
D
Lebmaag
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Memory
Sub-
cutaan
Intra-
veneus
Intra-
musculair
Intra-
peritoneaal
Injectie onder de huid
Injectie in een bloedvat
Injectie in de buikholte
Injectie in een spier
Slide 21 - Drag question
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Slide 24 - Video
Slide 25 - Slide
Welke bewering(en) zijn waar? 1. Bij systemische toediening worden geneesmiddelen in het bloed opgenomen. 2. Bij lokale toediening ontstaan meestal weinig bijwerkingen.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar
Slide 26 - Quiz
Welke bewering(en) zijn waar? 1. Rectale opname is een voorbeeld van lokale toediening. 2. Orale opname is een voorbeeld van systemische toediening.
A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
Beide beweringen zijn waar
D
Beide beweringen zijn niet waar
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Slide
Een veehouder heeft een kippenstal met 60.000 kippen. Een groot deel van de kippen heeft acute snotziekte. Aan de kippen moeten een antibioticum worden toegediend. Op welke wijze kan dit geneesmiddel het beste aan de dieren worden toegediend?
A
Oraal via pillen
B
Oraal via het drinkwater
C
Per injectie
D
Rectaal
Slide 29 - Quiz
Een hond heeft een maagdarminfectie, waardoor de hond braakt en diarree heeft. Aan de hond moet een antibioticum worden toegediend. Op welke wijze kan dit geneesmiddel het beste aan de hond worden toegediend?
A
Oraal via pillen
B
Oraal via poeders
C
Per injectie
D
Rectaal
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
Veehouders zijn verplicht om een registratie bij te houden als zij diergeneesmiddelen toedienen aan hun dieren. Benoem enkele van deze registratieregels.