3.3 De staat van de farao

De Oude Egyptenaren


3.3 De staat van de farao
1 / 19
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De Oude Egyptenaren


3.3 De staat van de farao

Slide 1 - Slide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je de rol van de farao in het oude Egypte uitleggen.

Slide 3 - Slide

Koning Narmer
Omstreeks 3000 v.C. veroverde Narmer, de heerser van Boven-Egypte, Beneden-Egypte. Hierdoor werd Egypte één land onder één farao.

Slide 4 - Slide

Beneden Egypte 
Boven - Egypte 

Slide 5 - Slide

Farao
Farao --> koning. Het woord Farao was afgeleid van de Egyptische woorden voor ‘groot huis’, wat verwees naar het paleis van de koning.

Slide 6 - Slide

Aantekeningen
Ga naar TvG par 3.3

Mk opdr 1 t/m 4b

vergeet de invulsamenvatting niet.

Slide 7 - Slide

Farao
  • alleenheerser van Egypte

  • Besluiten over irrigatielandbouw.
  • Legeraanvoerder
  • Hoogste rechter
  • Hoogste priester

De farao werd gezien als een soort god.

Farao in een eenheidstaat

Slide 8 - Slide

Aantekeningen

Slide 9 - Slide

2.3 Rangen en Standen
Op het plaat is          
Landbouwoverschot > ging men specialiseren in een ambacht > bakkers, slagers > maar ook ambtenaren en priesters

Door die verschillende functies 
ontstonden er sociale verschillen > niet iedereen was even belangrijk.

Gelaagde Samenleving 
Een samenleving die verdeeld is in sociale lagen.

Slide 10 - Slide

De gelaagde samenleving

De farao kon het land niet in zijn eentje besturen. 

Hij had hulp nodig en middelen/ voedsel nodig om zijn land te besturen.  

Slide 11 - Slide

Bestuur
  • De farao is koning, legeraanvoerder én god

  • Meeste taken worden uitgevoerd door:
  1. ambtenaren: bestuur
  2. priesters: godsdienst
  3. officieren: leger

  • Omdat het een groot land is, zijn er geschreven wetten

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Historische vaardigheden: wat moet je kunnen?
1- Hoe betrouwbaar is de bron
2- feit en mening
3- soorten bronnen
4- oorzaak en gevolg
5- verandering en continuïteit 
6- is de bron representatief voor die tijd
7- Standplaatsgebondenheid van de bron
8- inleven/mening vormen


Slide 14 - Slide

Verandering en continuïteit

Continuïteit: Als de omstandigheden na een ontwikkeling onveranderd/ vrijwel hetzelfde blijven als voorheen.

Verandering/discontinuïteit: Als de omstandigheden na een ontwikkeling anders zijn dan voorheen.


Slide 15 - Slide

Begrippen uit deze les

  • cultuur
  • ambachtslieden
  • ambtenaren
  • hiërogliefen
  • papyrus

Slide 16 - Slide

Aantekeningen
Ga naar TvG par 3.3

Mk opdr 5 t/m 8c

vergeet de invulsamenvatting niet.

Slide 17 - Slide

Video
Historische vaardigheden: Verandering en continuiteit
(3:44)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video