V4 - T2 - voortplanting les 4

thema 2 - voortplanting
basisstof 1
ongeslachtelijke voortplanting
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

thema 2 - voortplanting
basisstof 1
ongeslachtelijke voortplanting

Slide 1 - Slide

leerdoelen BS1
Na deze BS:
  • ken je de gebeurtenissen tijdens de celcyclus en toepassen.
  • weet je dat door ongeslachtelijke voortplanting nakomelingen ontstaan die genetisch identiek zijn aan de ouder. 
  • herken je ethische en biologische argumenten bij standpunten over klonen van organismen. 

Slide 2 - Slide

begrippen - BS1
celdeling
moedercel
dochtercel
ongeslachtelijke voortplanting
weefselkweek
kloon -> klonen
mitose
spiraliseren
plasmagroei
celcyclus
DNA-replicatie/ DNA-synthese
S-fase 


chromatiden
centromeer
M-fase
interfase
G2-fase / G1-fase / G0-fase
centrosoom
centriolen
profase
prometafase
trekdraden
kernspoel
metafase
anafase
telefase
ethische argumenten biologische argumenten
embryosplitsing
celkerntransplantatie

Slide 3 - Slide

BS1: celdeling
nodig voor: 
  • ongeslachtelijke voorplanting 
  • vernieuwing weefsels

door:
  • mitose

Slide 4 - Slide

celdeling
celcyclus

binas 76A

G = gap = rust
S = synthese
M = mitose



Slide 5 - Slide

mitose 
binas
76B1

centriolen:
vormen de 
trekdraden

Slide 6 - Slide

Zet de fasen van de                  in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
7
8

Slide 7 - Drag question

vragen over??
mitose 
opdracht 1 t/m 10

Slide 8 - Slide

thema 2 - voortplanting
basisstof 2
geslachtelijke voortplanting

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
Na deze les kun je:
  • uitleggen hoe door meiose geslachtscellen ontstaan en de bevruchting verloopt.

  • de delen en werking van het voortplantingsstelsel van de mens beschrijven.

Slide 10 - Slide

begrippen
geslachtelijke voortplanting
geslachtscellen /
gameten
somatische cellen /
lichaamscellen 
bevruchting
haploïde cellen
zygote cellen
diploïde cellen
reductiedeling 

meiose I en meiose II 
eicel (oöcyt)
zaadcellen
testes (ev. testis)
spermatogenese
ovaria
öogenese
follikel
poollichaampje
ovulatie

Slide 11 - Slide

BS 2: geslachtelijke voortplanting
nodig voor: 
  • bevruchting van geslachtscellen 
aanmaak door: 
  • meiose
omdat:
  • halvering DNA om na bevruchting niet te veel chromosomen te krijgen in de cel

Slide 12 - Slide

Bevruchting
Bij de bevruchting fuseren twee gameten. De gameten bevatten de helft van de genetische informatie (n).
Dit levert een bevruchte cel op met een normale hoeveelheid genetische informatie (2n)

Slide 13 - Slide

Geslachtscellen (gameten) 
meiose
Somatische (lichaams)cellen 
mitose

Slide 14 - Slide

meiose binas 76
start 
  • 1 cel (2n) diploide
  • 92 chromatiden
resultaat
  • geen synthese tussendoor
  • 4 cellen (n) haploïde
  • elk 23 chromatiden

Slide 15 - Slide

Welke celdeling is dit?
interfase
profase 1
metafase 1
anafase 1
telofase 1
celdeling 1
profase 2
anafase 2
metafase 2
telofase 2
celdeling 2
profase 2
meiose
mitose

Slide 16 - Drag question

mannelijke voortplantingsorgaan
teelballen
  • zaadbuisjes waarin de zaadcellen worden geproduceerd
  • in de bijballen worden de zaadcellen opgeslagen

waarom in een balzak?
  • de temperatuur is hier zo'n 2 graden kouder
  • dit is gunstig voor de productie van de zaadcellen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

eigenschappen sperma
  • eiwitten
  • zaadcellen
  • vocht
  • basische pH -> zo langer in leven in zure vagina
  • buiten lichaam gaan ze na 5 minuten dood
  • in vagina leven ze 24-48 uur (tot wel 5 dagen)
  • beweegt met een zweepstaart 

Slide 19 - Slide

de route van een zaadcel: 
teelballen
bijbal
prostaat
zaadblaasjes
zaadleider
urineleider

Slide 20 - Drag question

het vrouwelijke voortplantingselsel
eicellen
  • in de eierstokken
  • vanaf geboorte miljoenen aanwezig 
  • -> fase begin meiose = diploïde
  • -> puberteit afronding meiose I = haploïde 
  • zit blaasje omheen = follikel -> barst open = ovulatie = eisprong = halverwege meiose II (BS4)

Slide 21 - Slide

het vrouwelijke voortplantingsstelsel 

Slide 22 - Slide

Welk nummer hoort bij welk onderdeel van het vrouwelijke geslachtsorgaan?
eileider
eierstok
baarmoeder
schaamlip
vagina
baarmoedermond
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11

Slide 23 - Drag question

Mitose
Meiose 
chromosomen uit elkaar
poollichaampje
Crossing-over
eerste deling spermacelmoedercel
haploïd
chromatiden gaan uit elkaar

Slide 24 - Drag question

Mitose
Meiose
identiek DNA
Helft chromosomen
gewone celdeling
reductiedeling
gebeurt in eierstokken
Gebeurt in je huid

Slide 25 - Drag question

In de                        zitten de onrijpe                 in de                 .
Wanneer de eicel rijp is vindt er een                   plaats.
De rijpe eicel komt na de ovulatie in de                .
De eileider vervoert de            naar de                           . 
Tijdens de                         wordt het baarmoederslijmvlies dikker.
eicelrijping
eicel
eisprong
eierstokken
baarmoeder
eileider
follikels
eicellen

Slide 26 - Drag question

Zet de woorden bij de juiste onderdelen.
zaadcel
celkern
kop
staart
eicel

Slide 27 - Drag question

Vragen over?
meiose
geslachtsorganen
opdracht 11 t/m 18? -> of donderdag ? 

Slide 28 - Slide

thema 2 - voortplanting
basisstof 3
hormonen

Slide 29 - Slide

Leerdoelen
Na deze les kun je:

  • de werking van de hormonen bij de voortplanting van de mens herkennen.   

Slide 30 - Slide

Begrippen: 
hormoonklieren
hormonen
geslachtshormonen
hypofyse
hypothalamus
follikelstimulerend hormoon (FSH)
luteïniserend hormoon (LH)

testosteron
menstruatiecyclus
oestrogenen
gele lichaam
progesteron

Slide 31 - Slide

Wat zijn hormonen? 

Slide 32 - Slide

Wat zijn hormonen? 
  • door hormoonklieren geproduceerde eiwitten die worden afgegeven aan het bloed en leiden tot een reactie ergens anders in het lichaam (stimulerend of remmend)

Slide 33 - Slide

Waar? - hormoonklieren
hypofyse 
testis
eierstokken 

Slide 34 - Slide

Wat doen ze? 
1 - hypothalamus 
    -> stuurt hypofyse aan
2- hypofyse  -> hormoon productie +  
       stimulering andere   
       hormoonklieren
8  - testis                 -> testosteron
7  - eierstokken    -> oestrogeen +       
                                    progesteron

Slide 35 - Slide

regeling bij de mens 
hypothalamus = regelcentrum van hypofyse 
hypofyse = hormoon klier
  • follikelstimulerend hormoon (FSH)
  • luteïniserend hormoon (LH)


Slide 36 - Slide

regeling bij de mens 
binas 89 C + A

Slide 37 - Slide

hormonen regeling bij de man

pubertijd 
-> GnRH komt op gang in hypothalamus 
     (gonadotropine releasing hormoon) 
-> stimuleert aanmaak in hypofyse van 
  • FSH -> vorming zaadcellen in de wand van zaadbuisjes
  • LH = ICSH-> stimuleert teelbalcellen testosteron productie 

Slide 38 - Slide

hormonen regeling bij de man
testosteron:
  •  stimuleert secondaire geslachtskenmerken
  • stimuleert aanmaak zaadcellen
  • regelt concentratie GnRH, FSH en ICSH
Binas 89C

Slide 39 - Slide

aan de slag 
hormonen invulschema 

klaar? 
start vast met het huiswerk:
opdrachten 20 t/m 24
lezen bs 4

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

hormonen regeling bij de vrouw
hormonen regelen 
  • de rijping van de eicellen: follikels
  • baarmoeder: aanmaak slijmvlies + het loslaten ervan
  • vorming van de borsten

Slide 42 - Slide

hormonen regeling bij de vrouw
hypofyse
  • gestimuleerd door GnRH uit  hypothalamus
  • maakt FSH en LH aan

eierstokken 
  • gestimuleerd door FSH en LH
  • oestradiol = oestrogeen
  • progesteron

Slide 43 - Slide

hormonen regeling bij de vrouw
slijmvlies:
  • opbouw en afbraak
  • menstruatiecyclus
  • +/- 28 dagen
  • FSH, LH, oestrogeen en progesteron 
  • dosering van de hormonen 

Slide 44 - Slide

binas 86C

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

hormonen en humeur

Slide 47 - Slide

aan de slag
hormonen invulschema  vrouw

klaar? 
huiswerk:
opdrachten 20 t/m 24
lezen bs 4

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

wat moet je weten? 
  • zorg dat je de hormonen kan vinden in je binas
  • dat je je binas begrijpt
  • oefen met invulschema's 
  • realiseer dat hormonen kunnen remmen of activeren 
  • realiseer dat een hormoon zijn eigen aanmaak kan remmen

Slide 50 - Slide