Persoonsvorm tt en vt

Verleden tijd sterke & zwakke werkwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verleden tijd sterke & zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Verleden tijd zwakke werkwoorden
verleden tijd = geweest 
zwakke werkwoorden = hebben iets nodig in de verleden tijd 

Slide 2 - Slide

Zwakke werkwoorden
1. maak de ik-vorm 
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 3 - Slide

Sterke werkwoorden
Ze zijn 'zo sterk' dat ze zichzelf kunnen veranderen in de verleden tijd.

lopen > liepen
eten > aten

Slide 4 - Slide

Suzan (luisteren) gisteren de hele dag naar de radio.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 
A
luisterde
B
luisterden
C
luisterte
D
luisterten

Slide 5 - Quiz

De scheidsrechter (staken) de wedstrijd vanwege
het onweer.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 
A
staakde
B
staakden
C
staakte
D
staakten

Slide 6 - Quiz

(proberen) jij me nu te bellen vanmorgen?
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 
A
probeerde
B
probeerden
C
probeerte
D
probeerten

Slide 7 - Quiz

Tot mijn elfde (wonen) ik in Hoorn.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 8 - Open question

De kinderen (snoepen) van de slagroomtaart.
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 9 - Open question

Vanmorgen (worden) er een pakketje bij ons bezorgd.
A
wordde
B
werd
C
worden
D
word

Slide 10 - Quiz

De verslaggever (beschrijven) de sportwedstrijd uitgebreid.

Slide 11 - Open question

Wij (ondernemen) vroeger elk weekend iets leuks.

Slide 12 - Open question

Aan de slag!
Taalverzorging H1: persoonsvorm tt en vt
1. maak de ik-vorm
2. kies: +te of +de
3. meervoud? +n 

Slide 13 - Slide