Examentraining

Examentraining
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Examentraining

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet het CE Duits eruit?
- 2,5 uur 
- ca. 40 vragen en 50 punten
--> ca. 3 minuten per vraag (+ ca. 15 minuten controletijd)
- woordenboek 

Voor tips kun je thuis nog de video op de volgende slide bekijken. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Het grote geheim
Het Centraal Examen vraagt niet per se om leesvaardigheid.

Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je goede cijfers.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe navigeer je in de tekst?
- Wat is de grote verhaallijn? (plaatje/titel/tussenkop)?
-Heb je signaalwoord(en) aan verband(en) gekoppeld (neutraal)?
-Heb je het verband ook aan positief/negatief (kleur vd schrijver) kunnen koppelen?
-Herken je vragensoorten (open/gesloten/juist, onjuist/citeer)?
- Check je of je antwoord in de verhaallijn past?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
zum Beispiel
zudem
denn
obwohl
daher
voorbeeld
opsomming
reden / oorzaak
tegenstelling
gevolg / conclusie

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Der Lehrer ist symphatisch. Er hat ..... alle Schülern gute Noten und Leckeres gegeben.
A
obwohl
B
denn
C
zum Beispiel
D
daher

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Ich habe wirklich alles gemacht um gute Noten zu bekommen: viele Stunden gelernt, geübt und immer Hausaufgaben gemacht
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
concretiseren
D
tegenstelling

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Ich mache alle Aufgaben mit den Trucs von Herrn Lucassen. Schließlich habe ich die Leseprüfung gut bestanden.
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Instructies voor het lezen
1. Lees de titel (+ondertitel) en de inleiding. Kijk naar het plaatje. 
2. Lees meteen de eerste vraag (niet eerst de tekst!). 
3. Onderstreep het stukje tekst waar de vraag over gaat. 
4. Lees de tekst vanaf de vorige vraag tot de nieuwe vraag. 
5. Ga terug naar de vraag. Bekijk per antwoord of je de woorden of het idee / gevoel van dat antwoord uit de tekst kunt halen. Zo niet, streep dan het antwoord door. Bedenk dat het goede antwoord vaak in de buurt van een signaalwoord of dubbele punt staat. 
6. Vaak houd je nu het goede en "bijna goede" antwoord over. Lees de vraag en de tekst nog eens goed door. Hoe meer er uit de tekst in het antwoord terug komt, hoe beter. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

GECCF- Welke herken je?
1) Gatenvraag (Lücke, Ergänzung)- woord invullen
2) Emotievraag- ironisch, zakelijk, teleurgesteld
3) Verwijsvraag
4) Citeer vraag: welk woord geeft weer....?
5) Conclusie/uitspraak-vraag (o.a. juist/onjuist)
6) Functievraag (verklaring, uitbreiding, generalisering)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan gatenvraag #Lücke/Ergänzung
1 titel, plaatje, intro                         -->        grote lijn
2 lees tot het gat + 1 zin             
3 signaalwoorden onderstrepen / vertalen 
4 positief / negatief?                 --> kies dan het positieve of
                                                                       negatieve antwoord      
5  tegenstelling in antwoord: A groot    B leuk    C klein   D koud   
--> één van de twee moet je hebben             

Slide 13 - Slide

Kapitel 10, Aufgabe 2.1 und 2.4 machen 
Gatenvraag
Welche Ergänzung passt in die Lücke? (Zeile 36) 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welche Seite von P.S. wird im 2. Absatz betont? Is een ....-vraag
A
conclusie/uitspraak
B
citeer
C
emotie
D
gatenvraag

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

7) Citeer woord- moeilijk reis vervolgen
Sie traf auf eine Gruppe von Syrern, die seit Stunden orientierungslos über die Insel ging. Ihr Schlepper hatte sie ohne Karte abgesetzt, sie suchten verzweifelt nach einem Haufen, um von dort aus ihre Reis aufs Festland fortzusetzen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

8) Welches Wort kann man im Sinne des Textes zwischen "wurde" und "klar" einfügen? 

Gatentekst vs. functie (alinea's) 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Welches 'Wort' einfügen?
dadurch, dennoch, trotzdem
A
gatenvraag
B
functievraag

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

"Die Idee... darauf gekommen" (Zeile 46- 47) 

Wat betekenen de antwoortopties?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

"Die Idee ... darauf gekommen?"= type vraag
A
functie
B
gaten
C
conclusie
D
emotie

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Emotievraag
De maker wil dat je een emotie: negatieve vs. positieve inkleuring van de boodschap door de auteur herkent. 
Vaak gevraagd naar ironie, sarcasme, teleurstelling, zelfspot etc.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wie lässt sich der Ton des Textes am besten charakterisieren?
A) Bedrückt
B) Beigeistert
C) sachlich
D) wissenschaflich

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vertaal wissenschaflich, begeistert, bedrückt

Slide 23 - Mind map

This item has no instructions

Tekst 6, vraag 19 
"Militärische Kleidung... Fantasie-Uniformen."(Zeile 8-9)
Wie schließt dieser Satz an den 1. Absatz an?
Mit: 
-Erläuterung
-Erweiterung
-Verallgemeinerung

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Vertaal Erläuterung, Erweiterung, Verallgemeinerung

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

Wat voor type vraag?
A
emotie
B
conclusie/uitspraak
C
functie
D
gat

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions