Les F: voorwerpen

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
Herhaling leerdoelen vorige week
Interactieve instructie leerdoelen deze week
Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Schrijf uit onderstaande zin de lidwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en zelfstandig naamwoorden op.

Trainer Brian Priske is ontslagen bij de prachtige voetbalclub Feyenoord omdat de prestaties achterbleven.

Slide 3 - Open question

Schrijf uit onderstaande zin de lidwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en zelfstandig naamwoorden op.

Yara gaat haar kille slaapkamer opnieuw verven omdat ze de kleuren niet goed vindt.

Slide 4 - Open question

Welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde?

zin 1: Wij waren vandaag in een prachtig gebouw.

zin 2: Dat kasteel is een prachtig gebouw.

A
zin 1
B
zin 2

Slide 5 - Quiz

waar, of niet waar..


Een doe-zin heeft altijd een naamwoordelijk gezegde
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Is onderstaande zin een doe-zin of een zijn-zin?
Wat voor soort gezegde dus?

De docent keek met plezier naar zijn lieve leerlingen.
A
doe-zin, ww-gezegde
B
zijn-zin, naamw gezegde

Slide 7 - Quiz

Wat is het gezegde uit de volgende zin?
Zeg ook ww-gez of nw-gez.

Het weer deze week is echt geweldig!

Slide 8 - Open question

Wat is het gezegde uit de volgende zin?
Zeg ook ww-gez of nw-gez.

De zon heeft gisteren de hele dag geschenen.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Interactieve instructie
We lezen samen pagina 148 en 149

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is het gezegde uit onderstaande zin? Schrijf ook op of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.

De leerlingen hebben net de uitleg van deze les samen gelezen.

Slide 19 - Open question


Wat is het zelfstandige werkwoord uit onderstaande zin?

De leerlingen hebben net de uitleg van deze les samen gelezen.
A
hebben
B
gelezen

Slide 20 - Quiz

Hoeveel voorwerpen heeft de volgende zin? (dus: hoeveel voorwerpen horen bij het werkwoord 'lezen')

De leerlingen hebben net de uitleg van deze les samen gelezen.
A
1
B
2
C
3
D
iets anders

Slide 21 - Quiz

Wat is het gezegde uit onderstaande zin? Schrijf ook op of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.

Heb jij de vorige vraag goed beantwoord?

Slide 22 - Open question

Wat is het zelfstandige werkwoord uit onderstaande zin?


Heb jij de vorige vraag goed beantwoord?
A
heb
B
beantwoord

Slide 23 - Quiz

Hoeveel voorwerpen heeft de volgende zin?

Heb jij de vorige vraag goed beantwoord?
A
1
B
2
C
3
D
iets anders

Slide 24 - Quiz

Wat is het gezegde uit onderstaande zin? Schrijf ook op of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.

De lange jongen met krulhaar sleept zijn tas met veel herrie over de vloer.

Slide 25 - Open question

Hoeveel voorwerpen heeft de volgende zin?

De lange jongen met krulhaar sleept zijn tas met veel herrie over de vloer.
A
1
B
2
C
3
D
iets anders

Slide 26 - Quiz

Hoeveel voorwerpen heeft de volgende zin?

De docent Nederlands gaf de leuke klas veel informatie over grammatica.
A
1
B
2
C
3
D
iets anders

Slide 27 - Quiz

zelfstandig aan de slag
Serre: KERN handboek: handboek les 6 blz. 148 en 149







Domein:
KERN oefenboek: Grammatica, 
les F, blz: 104 en 105
opdracht 1 t/m 10

Slide 28 - Slide