Oefenen marktvormen

Oefenen marktvormen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenen marktvormen

Slide 1 - Slide

Sleep de goederen naar de juiste plek
Heterogene goederen

Homogene goederen
Elektriciteit
Frisdrank
Graan
Suiker
Auto
Geld
Melk

Slide 2 - Drag question

De afzet van een bedrijf wordt in euro’s uitgedrukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Het begrip marktaandeel betekent:
A
Zijn afzet als percentage van het totale afzet.
B
Zijn omzet als percentage van het totale omzet.
C
Hoe hoger marktaandeel hoe MEER invloed op de prijs.
D
Hoe hoger marktaandeel hoe MINDER invloed op de prijs.

Slide 4 - Quiz

Dit is GEEN kenmerk van een volkomen concurrentie:
A
Homogeen product
B
Lastige toetreding
C
Veel aanbieders
D
Transparante markt

Slide 5 - Quiz

Door middel van octrooien en patenten proberen bedrijven ervoor te zorgen dat ze alleenrecht houden
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 6 - Quiz

Deze marktvorm komt vooral voor bij de verkoop van homogene producten die gemakkelijk te verkopen zijn
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 7 - Quiz

Deze marktvorm kenmerkt zich door de hoge toetredingsdrempel, en door een beperkt aantal aanbieders
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 8 - Quiz

Binnen deze marktvorm is er een grote kans op kartelvorming
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 9 - Quiz


Welke prijs komt hier tot stand?
A
70
B
80
C
90
D
100

Slide 10 - Quiz

Doordat er winst is treden er
meer aanbieders toe. De
aanbodlijn verschuift naar:
A
Evenredig naar links. De prijs stijgt.
B
Evenredig naar rechts. De prijs stijgt.
C
Evenredig naar links. De prijs daalt.
D
Evenredig naar rechts. De prijs daalt.

Slide 11 - Quiz

Bij de markt van volkomen-
concurrentie waar zou de prijs op langer
termijn eindigen?
A
Het middelde punt van zijn GVK=€45.-
B
De helft van zijn marginale kosten= €40.-
C
Het laagste punt van zijn GTK= €50.-

Slide 12 - Quiz

Wat past bij de marktvorm van monopolistische concurrentie:
A
Homogeen product
B
Hetrogeen product
C
Vaste prijs
D
Invloed op de prijs

Slide 13 - Quiz

Een monopolist kan door prijsdiscriminatie meer winst maken. Wat is hiervoor nodig?
A
Homogeen product
B
Geen onderlinge doorverkoop
C
Marktsegmenten
D
verschillende doelgroepen

Slide 14 - Quiz

Wat is de meest efficiënte marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 15 - Quiz

Einde oefentoets.

Slide 16 - Slide