kan in plaats van een lidwoord vóór een zn staan (verwijst dan naar het zn)
de-woord -> die / deze
het-woord -> dat / dit
kan ook zelfstandig in een zin voorkomen; vervangt dan een groepje woorden (zn kan je erachter denken)
Slide 6 - Slide
Vragend voornaamwoord:
Wie , wat, welke en wat voor (een)
Meestal aan het begin van een vragende zin
Kan ook midden in een zin staan -> maak er een enkelvoudige vraagzin van en het vragend vnw komt vooraan te staan. vb: Weet jij wie het songfestival gewonnen heeft? Wie heeft het songfestival gewonnen?
Slide 7 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
die, dat, wat en wie
verwijst naar woord/woordgroepje dat er vlak voor staat
wat -> overtreffende trap, iets vaags (iets, niets, alles enz.) of een hele zin