Woordsoortbenoeming (Blok 5 - dl. 3)

Woordsoortbenoeming - Blok 5 dl. 3
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoortbenoeming - Blok 5 dl. 3

Slide 1 - Slide

Lesplanning
Lesdoel
Huiswerk nakijken 
Instructie 
Zelfstandig werken
Einde les

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je hebt geen vragen meer over de theorie van de vorige les

  • Je weet wat een vragend voornaamwoord is
  • Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is 
  • Je weet wat een betrekkelijk voornaamwoord is

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Blok 5, Grammatica: opdr. 6
                                     
 

Slide 4 - Slide

instructie
  • Vragend voornaamwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord
  •  Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • deze, dit, die en dat
  • kan in plaats van een lidwoord vóór een zn staan (verwijst       dan naar het zn) 
  • de-woord  -> die / deze
  • het-woord -> dat / dit
  • kan ook zelfstandig in een zin voorkomen; vervangt dan een groepje woorden (zn kan je erachter denken)

Slide 6 - Slide

Vragend voornaamwoord:
  • Wie , wat, welke en wat voor (een)
  • Meestal aan het begin van een vragende zin
  • Kan ook midden in een zin staan -> maak er een enkelvoudige vraagzin van en het vragend vnw komt vooraan te staan.   vb: Weet jij wie het songfestival gewonnen heeft?                                 Wie heeft het songfestival gewonnen?

Slide 7 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • die, dat, wat en wie 
  • verwijst naar woord/woordgroepje dat er vlak voor staat
  • wat -> overtreffende trap, iets vaags (iets, niets, alles enz.) of een hele zin
  • wie -> meewerkend voorwerp dat een persoon is

Slide 8 - Slide

Blok 5, Grammatica:
5.7: opdracht 7  (pag. 248)
5.8: opdracht 9  (pag. 250)
5.9: opdracht 10  (pag. 251)

Slide 9 - Slide

Evaluatie
  • Samenvatten
  • Nog vragen?
  • FIJNE DAG!

Slide 10 - Slide