Herhalingsles H8 Rekenen

H8 Rekenen 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H8 Rekenen 

Slide 1 - Slide

Tekens
< is kleiner dan
> is groter dan

= is gelijk aan
  is niet gelijk aan 
  is ongeveer gelijk aan






Slide 2 - Slide

8.1 Rekenen met getallen

Slide 3 - Slide

Uitkomsten van bewerkingen
Som       optelling, plus + 
Verschil   aftrekken, min -
Product   vermenigvuldiging x
Quotiënt  deling :



Slide 4 - Slide

Volgorde bij berekening
Stappenplan
  1. tussen de Haakjes 
  2. Machten (dus ook Kwadateren)
  3. Vermenigvuldigen en Delen (v.l.n.r)
  4. Optellen en Aftrekken (v.l.n.r)

Help Mij Van Die Onvoldoendes Af!

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

8.2 Machten

Slide 8 - Slide

Machten

Slide 9 - Slide

Machten
Een macht is een vermenigvuldiging van gelijke factoren.
Het berekenen van machten heet machtsverheffen.

Voorbeeld
                









24=2222=16
Vermenigvuldigingspunt = 

Slide 10 - Slide

Kwadraat
Een kwadraat is een vermenigvuldiging van een getal met zichzelf.
Het berekenen van een kwadraat heet kwadrateren.



32=33=9
De kwadraten van de getallen 1 t/m 10, moet je uit 
je hoofd kennen! Noteer deze nu voor jezelf in je schrift!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

8.3 Decimale getallen

Slide 14 - Slide

Vermenigvuldigen met een kommagetal

5 x 0,3 = 
5 x 3 = 15
5 x 0,3 = 10 keer zo klein dus 1,5

Slide 15 - Slide

Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 1: de komma blijft op dezelfde plek (0 nullen). 
          5 x 1 = 5
vermenigvuldigen met 10: de komma gaat één naar rechts (1 nul).
          5 x 10 = 50
Vermenigvuligen met 100: de komma gaat twee naar rechts (2 nullen).
          5 x 100 = 500

Slide 16 - Slide

Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 0,1: 
De komma gaat één naar links (1 getal achter de komma)
         0,1 x 5 = 0,5
Vermenigvuligen met 0,01: 
De komma gaat twee naar links (2 getallen achter de komma)
         0,01 x 5 = 0,05

Voorbeeld: 0,4 x 2. Dit betekent dat je twee keer de 0,4 hebt. 

Slide 17 - Slide

Tabel gebruiken voor vermenigvuldigen

Slide 18 - Slide

8.4 Breuken optellen en aftrekken

Slide 19 - Slide

breuken
we zien breuken het liefst als ze zo klein mogelijk zijn gemaakt. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Stappenplan
Stap 1 Maak de breuken gelijknamig (dezelfde noemer).
Stap 1 Zet helen in de breuk (bij aftrekken kan dit handig zijn).
Stap 3 Tel de tellers op. De noemer blijft hetzelfde.
Stap 4 Haal de helen uit de breuk.
Stap 5 Vereenvoudig de breuk zoveel mogelijk.

Bekijk de voorbeelden op pagina 22,23 en 24 van je theorieboek.

Slide 22 - Slide

Een voorbeeld vraag

Slide 23 - Slide

8.5 Breuken vermenigvuldigen

Slide 24 - Slide

8.5 Breuken vermenigvuldigen
Stappenplan
Stap 1  Zet de helen in de breuk.
Stap 2 Bereken


Stap 3 Haal de helen uit de breuk.
Stap 4 Vereenvoudig de breuk zoveel mogelijk.
noemernoemertellerteller

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Voorbeeld opdrachten

Slide 28 - Slide

8.6 Rekenen met procenten

Slide 29 - Slide

Schrijf deze percentages en breuken even in je schrift

Slide 30 - Slide

Doordat je dit nu weet, ook dat je elke percentage kan schrijven als breuk. 

percentage
      100 

Van belang is het dan wel dat je het nog vereenvoudigd

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Zijn er nog vragen?
Wil je ergens nog extra uitleg over

Niet? Dan ga je verder oefenen voor de toets van morgen!
Dit kan online of in je boek? online staan er ook oefenproefwerken.

Slide 33 - Slide